Het boek ‘De stikstoffuik’ valt in vruchtbare aarde. Wat vinden experts ervan?
ECOLOGIE
Het boek ‘De stikstoffuik’ valt in vruchtbare aarde. Wat vinden experts ervan?
Critici van het Nederlandse stikstofbeleid hebben het boek De stikstoffuik van wetenschapsjournalist Arnout Jaspers omarmd – het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Caroline van der Plas. Vijf stellingen uit het boek gewogen door deskundigen.
In zijn boek De stikstoffuik – Politici in de ban van de ecolobby ‘fileert’ wetenschapsjournalist Arnout Jaspers (1958) ‘gedetailleerd en genadeloos hoe het unieke Nederlandse stikstofprobleem ontstond’. Dat viel in vruchtbare aarde: nadat het eerste exemplaar was uitgereikt aan BBB-leider Caroline van der Plas besteedden onder meer De Telegraaf en WNL op zondag ruim aandacht aan het boek. Toen NRC Handelsblad oud-minister van Landbouw Cees Veerman interviewde, lag het boek op diens bureau (zijn commentaar: ‘Niet alles klopt, maar het is interessant om te lezen’).
Jaspers, van huis uit natuurkundige, poneert in zijn boek een flink aantal stellige uitspraken en beweringen over stikstof en natuur. Hoe juist zijn die? We legden er vijf voor aan wetenschappers.
Over de auteur
Stelling 1: ‘Als we niets aan de verdere vermindering van de stikstofuitstoot zouden doen – en die is sinds de jaren negentig al tot eenderde teruggebracht – zal een paar procent van de Nederlandse natuur meer gaan lijken op de rest van de Nederlandse natuur. Die schrale heide en duinen zullen geen woestijn of dode grond worden; ze zullen dichtgroeien met bomen en planten die in heel Nederland al voorkomen en daar door de modale burger als fraaie natuur gewaardeerd worden.’
‘Een paar procent is al heel veel’, reageert Sander Turnhout, strategisch adviseur van kennisnetwerk SoortenNL (een samenwerking van negen natuurorganisaties die gegevens verzamelen over plant en dier) en werkzaam aan de Radboud Universiteit. ‘We hebben 9 procent van ons landoppervlak aangewezen als Natura 2000-gebied. Dat de uitstoot van stikstof al is teruggebracht doet niet ter zake: het gaat om de cumulatie. We hebben eerst het bad vol laten lopen, nu druppelt de kraan nog na. Dan stroomt toch het bad over en moet je blijven dweilen. De voortschrijdende eenvormigheid van natuur is bovendien problematisch. Eenheidsworst is vatbaar voor ziekten en plagen. We zien dat met essentaksterfte, eikenprocessierupsen en vogelgriep.’
Stelling 2: ‘Door de stikstofcrisis gaat de natuur in Nederland niet omvallen. Niet over een jaar en ook niet over tien jaar. Overbelasting met stikstof is nadelig voor een deel van de natuur in Nederland, maar herstel blijft in principe altijd mogelijk.’
Turnhout: ‘De natuur valt nooit om; woestijnvorming is ook natuur. Maar de natuur waar wij goed in kunnen leven, krijgt het steeds moeilijker. Dat is ook een probleem voor mensen die niks met natuur hebben.’
Herstel van natuur is inderdaad mogelijk: onlangs bracht het Wereld Natuur Fonds het Living Planet Report Nederland uit, waarin de terugkeer van de otter werd genoemd als voorbeeld van geslaagd natuurherstel. In dit geval lukte dat onder meer door de gebieden waarin het zoogdier opnieuw verscheen met elkaar te verbinden door ‘natuurvriendelijke oevers’ en faunapassages bij wegen. Ook werd het maaibeheer aangepast en de waterkwaliteit verbeterd.
Om de onzinnigheid van het stikstofbeleid te illustreren noemt Jaspers het plantje Lobelia Dortmanna, de waterlobelia. Het stikstofbeleid zou onder meer bedoeld zijn voor het behoud van dit plantje met z’n ‘oninteressante, armetierige sprieten’. Wat ons brengt bij de volgende stelling:
Stelling 3: ‘Nergens wordt onderbouwd welke desastreuze gevolgen het zou hebben voor de rest van de natuur aldaar als Lobelia Dortmanna uit onze zwakzure vennen en kalkarme duinplassen verdwijnt. Er zijn genoeg andere soorten die niet zo moeilijk doen over een beetje stikstof.’
‘Je kunt het een armetierig sprietje noemen, maar het is een sleutelsoort die aan de basis staat van een ecosysteem’, zegt Sander Turnhout. ‘Het is een indicator voor kwaliteit.’
Kern van Jaspers’ boek is het – in zijn ogen – ontbreken van elke wetenschappelijke onderbouwing voor de ‘extreem lage’ grenswaarde van 0,07 gram stikstofdepositie per hectare per jaar. Zijn voorstel: die grenswaarde verhogen naar 300 gram per hectare per jaar, zoals in Duitsland de norm is. ‘Elke grenswaarde onder de kilo zit nog aan de veilige kant’, aldus Jaspers.
Hij richt zijn pijlen vooral op het computermodel waarmee het RIVM lokale stikstofuitstoot berekent en bij welke Natura 2000-gebieden grenswaarden worden overschreden. Zo komen we bij de volgende stelling van Jaspers:
Stelling 4: ‘Het Aerius-model is ongeschikt om over vergunningen te beslissen of piekbelasters te identificeren.’
Daar komt hij op het terrein van ‘stikstofprofessor’ Jan Willem Erisman van de Universiteit Leiden, medeauteur van het boek Stikstof – De sluipende effecten op natuur en gezondheid (uitgeverij Lias), een inhoudelijke tegenhanger van Jaspers’ boek.
De grenswaarde van 0,07 gram is geen wetenschappelijk vastgestelde norm, beaamt Erisman. ‘Die komt voort uit een uitspraak van de Raad van State, die heeft bepaald dat er geen enkele stikstofdepositie meer bij mag op kwetsbare natuurgebieden vóórdat een forse reductie heeft plaatsgevonden, zodat natuurdoelen in zicht komen. Die lage waarde is niet het probleem, maar het feit dat de stikstofdepositie niet naar beneden gaat. Op het moment dat er echt stikstofbeleid gevoerd zou worden, zou je ook van die waarde kunnen afstappen.’
Volgens Erisman zijn er in de stikstofproblematiek zoveel verschillende bronnen uit industrie, verkeer en landbouw dat niet overal exact te meten valt wat de werkelijke uitstoot en depositie is. ‘Wat wel kan, is met een model de werkelijkheid zo veel mogelijk benaderen. In Aerius is de best beschikbare kennis verzameld, op basis van decennia onderzoek in binnen- en buitenland.’
Op landelijke schaal kan het de uitstoot en depositie redelijk goed benaderen, volgens Erisman. ‘Je kunt je alleen wel afvragen wat de waarde van het model is op lokale schaal. Ik zal nooit beweren dat bijvoorbeeld in de Weerribben bedrijf X een hoeveelheid stikstof uitstoot en dat we nauwkeurig de depositie kunnen bepalen. Laat staan wat de bijdrage is aan de effecten in dat gebied. Daarvoor is de onzekerheid van Aerius te groot. Maar het model is wel indicatief. De vraag is alleen of je het als beleidsinstrument kunt gebruiken voor het verlenen van vergunningen.’
Is de uitstoot en depositie van stikstof dan niet per locatie, per bedrijf of activiteit desnoods, te meten met apparatuur? ‘Dat is niet nauwkeurig te doen en heel duur’, zegt Erisman.
Erisman hekelt de argwaan jegens modellen als Aerius: ‘Er wordt zoveel gewerkt met modellen. De boeren die klagen dat Aerius slechts een model is, werken zelf met modellen om bijvoorbeeld hun melkproductie te bepalen. Het bruto binnenlands product wordt berekend met modellen. Daar stelt nooit iemand vragen bij. Nu wel, omdat mensen direct geconfronteerd worden met negatieve gevolgen. Ik snap die frustratie, maar er is geen enkele reden te twijfelen aan de wetenschap over stikstofeffecten en de vraag wie die veroorzaken. Er bestaat internationaal gezien weinig twijfel over stikstof als een van de grootste bedreigingen voor de biodiversiteit.’
Erisman mag de stikstofcrisis graag vergelijken met de coronacrisis van afgelopen jaren. ‘Dezelfde premier raadpleegde in dezelfde tijd hetzelfde RIVM in twee verschillende kwesties. Rutte nam coronamaatregelen op basis van modellen met een onzekerheid van 50 procent. In de stikstofcrisis liet hij eerst nog wat commissies benoemen en stelde maatregelen steeds maar uit. Deze crisis sluimerde al veertig jaar, zonder dat er genoeg aan is gedaan. Dan moet je wel van goeden huize komen om er nog iets aan te doen – zoals nu blijkt.’
Jaspers stelt in zijn boek dus voor de grenswaarde (de veelbesproken ‘kritische depositiewaarde’) voor depositie op 300 gram per hectare per jaar te zetten. De natuur lijdt daar niet onder, schrijft hij. Wat leidt tot:
Stelling 5: ‘Elke grenswaarde onder de kilo zit nog aan de veilige kant.’
Wieger Wamelink, ecoloog en exobioloog (ruimtelandbouwer) verbonden aan Wageningen Universiteit, is een van de auteurs van een groot onderzoek uit mei 2021 naar de effecten van stikstof op biodiversiteit. Veel hangt af van onder meer landschapstype en bodemsamenstelling (Nederland heeft op een klein oppervlak nogal veel soorten bodem), maar de conclusie is dat stikstofdepositie vrijwel overal leidt tot vermindering van soorten. Soms is het effect niet even duidelijk; volgens de onderzoekers staat vast dat meer stikstof nergens leidt tot een toename aan soortenrijkdom.
De kilo die Jaspers voorstelt als maximum in plaats van de grens van 0,07 gram, heeft dus geheid desastreuze effecten op de biodiversiteit van de Nederlandse natuur, blijkt uit meer onderzoeken dan van Wamelink alleen.
Volgens Wamelink ligt Nederland met de grenswaarde inderdaad voor op andere landen. ‘Het probleem is ook nergens zo groot als in Nederland.’ Volgens de ecoloog zou een rechtsgang in Duitsland dezelfde gevolgen kunnen hebben voor het stikstofbeleid als in Nederland. ‘België heeft een vergelijkbaar probleem als wij, hetzelfde speelt op de Po-vlakte in Italië, en buiten Europa in China en andere delen van Azië.’
Overal kunnen burgers of politici zeggen dat ze natuur niet belangrijk vinden, beaamt Wamelink. ‘Maar dat is een politieke keuze. De wetenschap over de gevolgen van stikstofdepositie is onomstotelijk.’
Reacties
Een reactie posten