ANALYSE Van ‘allemaal onzin’ naar ‘ach, loopt wel los’: de klimaatscepticus gooit het over een andere boeg
ANALYSE
Van ‘allemaal onzin’ naar ‘ach, loopt wel los’: de klimaat-scepticus gooit het over een andere boeg
Simpelweg ontkennen dat het klimaat opwarmt door toedoen van de mens hoor je niet vaak meer. Klimaatscepsis krijgt een andere vorm, blijkt uit een groeiend aantal onderzoeken – en begint zelfs uit te doven.
Het klimaat verandert altijd. In de Middeleeuwen was het nog veel warmer. CO2 is vooral goed voor de plantjes. En de lucht bevat maar 0,042 procent CO2, hoe kan dat nou het klimaat opwarmen?
Het is zomaar een greep uit het repertoire van de klimaatontkenner: de minderheid die nog steeds volhoudt dat het klimaat niet verandert door toedoen van de mens, of sowieso niet verandert. Een opvatting die indruist tegen de vrijwel unanieme consensus onder klimaatwetenschappers. Want ten overvloede: het klimaat verandert inderdaad altijd, maar nooit zo snel als nu; in de Middeleeuwen was er ook een warme periode, maar niet wereldwijd; CO2 is goed voor plantengroei, maar we stoten meer CO2 uit dan planten opnemen; en 0,042 procent CO2 zegt uiteraard niets over het effect ervan.
Maar in dit vastgeroeste ontkennen van klimaatverandering lijkt beweging te zitten. Zo ergens de laatste vijf à tien jaar is het tij langzaam gekeerd, blijkt uit steeds meer cijfers. In Oxford turfden wetenschappers dat er in westerse landen bij de berichtgeving over het laatste IPCC-rapport nauwelijks meer klimaatsceptici aan het woord kwamen. En op klimaatsceptische blogs en websites begint het standpunt dat de aarde niet opwarmt door de mens te doven, legde een Brits-Australische studie bloot. Minder dan een op de vijf berichten heeft tegenwoordig nog als boodschap dat het klimaat niet opwarmt of dat de mens er niet achter zit.
‘Je kunt het niet meer ontkennen’
In Nederland is dat niet anders. ‘Het percentage dat ontkent dat klimaatverandering plaatsvindt was al zeer klein en is dat nog steeds’, constateert onderzoeker Yvonne de Kluizenaar van het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP), dat doorlopend de meningen van het Nederlandse volk peilt. In 2010 was slechts 43 procent overtuigd dat het klimaat verandert door de mens. Inmiddels zegt 90 procent: minstens voor de helft komt het door de mens, blijkt uit een net verschenen rapport van het SCP. Niet geloven dat het klimaat überhaupt verandert, doet nog maar een op de vijftig (2 procent).
‘Klimaatscepsis is in vrij korte tijd een marginaal verschijnsel geworden, een fringe-ding’, signaleert ook sociaal psycholoog Bastiaan Rutjens (Universiteit van Amsterdam), die onderzoek doet naar het afwijzen van wetenschap. Ergens rond 2016 kwam de omslag, schrijft het SCP. Niet vreemd, vindt Rutjens: ‘Deels heeft dit te maken met psychologische afstand. Klimaatverandering ging voorheen zo langzaam dat je het niet echt merkte.’
Tot de El Niño-jaren 2015 en 2016. Na een rustige periode – een ‘hiaat’ in de opwarming, zoals het kwam te heten – zette de temperatuurstijging weer door, met het ene na het andere recordjaar, ook na El Niño. ‘Je kunt klimaatverandering tegenwoordig eigenlijk niet meer ontkennen’, zegt Rutjens. ‘Het is overal direct zichtbaar.’
Nogal wat sceptici tappen tegenwoordig dan ook uit een ander vaatje. Goed, klimaatverandering bestaat, maar het is onnodig en zinloos om er ingrijpende maatregelen tegen te nemen. De techniek lost het wel op. Laat China eerst maar eens over de brug komen. Klimaatbeleid gaat in tegen de burgerrechten. Ziedaar de populaire argumenten waarvan de scepticus van vandaag zich bedient.
Meer nadruk op ‘oplossingenscepsis’
Het markeert een verschuiving van ‘bewijsscepsis’ naar ‘oplossingenscepsis’, aldus mediawetenschapper James Painter (Universiteit van Oxford), in een bespreking van de kwestie. Een overgang van het aloude ‘allemaal onzin’ naar: ach, het loopt wel los. ‘Allebei die vormen zijn al een tijd aanwezig, maar er lijkt nu meer nadruk op de laatste dan op de eerste manier van denken te komen, vooral bij georganiseerde sceptische groepen’, licht Painter toe. ‘Dat kan komen doordat die groepen voelen dat er minder te halen is met het ontkennen of ondermijnen van de klimaatwetenschap en meer met het in twijfel trekken van beleidsopties. Het doel is hetzelfde: klimaatactie vertragen.’
Daarmee komt de ‘scepsis’ wél meer in het domein van het gewone politieke debat, signaleert Painter. Strikt genomen is het immers geen wetenschapsontkenning om te constateren dat, zeg, Nederland zo weinig bijdraagt aan de opwarming dat we de klimaatmaatregelen dus best achterwege kunnen laten. Na ons de zondvloed: je kunt het ermee oneens zijn, maar in tegenspraak met de feiten is het niet.
‘Ik zou het geen klimaatscepsis meer noemen, in de zin van ontkenning van klimaatwetenschap’, zegt ook hoogleraar systeemtransities Heleen de Coninck (TU Eindhoven). ‘Maar het is wel een verschuiving naar: internationale-afspraken-ontkenning. We hebben immers al sinds 1992 met elkaar afgesproken om de uitstoot te beperken, waarbij de geïndustrialiseerde landen vooropgaan.’
Bovendien zijn ook sociale wetenschappen begrensd. Als voorbeeld noemt De Coninck het argument dat technologie alle problemen wel zal oplossen. ‘Er zijn inderdaad scenario’s denkbaar die heel hoogtechnologisch zijn en waarbij we onder de 1,5 graad opwarming blijven. Maar daaraan zitten wel enorme kosten, in grondstoffengebruik en sociale belasting. Dat nemen de critici onvoldoende mee.’
Boos over aandacht voor klimaat
Ook de Nederlandse burger neigt soms naar ‘oplossingenscepsis’, blijkt uit de SCP-cijfers. Zo zegt in het net verschenen SCP-rapport ongeveer een kwart van de bevraagde Nederlanders ronduit boos te zijn over alle aandacht voor het klimaat, terwijl er ook andere problemen zijn. Een iets groter aantal (28 procent) ergert zich aan groen gedrag, meer dan de helft (55 procent) is het eens met de stelling ‘de overheid mag niet bepalen hoe duurzaam ik leef’.
De Kluizenaar wijst erop dat de boosheid over de klimaataandacht de afgelopen jaren iets lijkt afgenomen. Terwijl de bereidheid om wat te doen aan het klimaat juist groeide. Liefst 72 procent zegt dat snelle actie tegen klimaatverandering nodig is. En het aantal Nederlanders dat erkent dat we anders moeten leven, neemt toe: van 70 procent in 2019 naar 86 procent vorig jaar.
Zo begint de klimaatscepsis uit te doven. Klimaatverandering is in de ogen van critici niet langer een verzinsel van een linksdraaiend complot van wetenschappers, maar wel een onderwerp dat te veel aandacht opeist en best nog even kan wachten. Een opvatting die steun vindt bij ruwweg een kwart van de bevolking.
‘In principe is het goed nieuws dat veel sceptici zijn bijgedraaid. Maar wat eronder ligt is minder goed nieuws: dat de opwarming zo duidelijk is dat ze niet meer te ontkennen valt’, zegt De Coninck. Een gevolg is dat de technologische oplossingen die de sceptici zo bejubelen, de uitstoot misschien niet snel genoeg meer terug kunnen krijgen om de opwarming nog enigszins in bedwang te houden.
‘Ze zijn eindelijk bij’, zegt De Coninck. ‘Maar de karavaan is alweer twee stations verder.’
NEO-SCEPTISCHE ARGUMENTEN GEWOGEN
‘NEDERLAND DRAAGT NAUWELIJKS BIJ AAN DE OPWARMING’
Dus kan het klimaatbeleid wel even wachten. Gaat voorbij aan de realiteit dat Nederland via klimaatakkoorden en de EU is gebonden aan de belofte om zijn uitstoot te verminderen. Als iedereen het argument zou gebruiken, zou er niks gebeuren.
‘IN CHINA IS HET VEEL ERGER’
Inderdaad stoot China een kwart uit van alle broeikasgassen. Maar dat betekent niet dat China stilstaat: het land mikt erop in 2060 klimaatneutraal te zijn.
‘WE PASSEN ONS WEL AAN’
Adaptatie maakt inderdaad al deel uit van het klimaatbeleid. Als argument tot nietsdoen gaat het mank: het IPCC wijst erop dat de kosten van klimaatopwarming de kosten van aanpassen al snel overstijgen.
‘DERTIG JAAR KLIMAAT-AFSPRAKEN HEBBEN NIETS UITGEHAALD’
Inderdaad steeg de CO2-concentratie sinds het eerste klimaatakkoord (1992) van 350 naar 410 deeltjes per miljoen. Maar zonder klimaatafspraken zou het erger zijn: als alle landen zich aan hun beloften houden, kunnen we uitkomen op 1,8 graden, in plaats van de eerder gevreesde 5.
KLIMAATWETENSCHAPPERS: BEST TE VERTROUWEN
Ook het vertrouwen in klimaatwetenschappers steeg. In 2010 zei nog amper de helft van het SCP-panel de wetenschap te vertrouwen over klimaatonderwerpen. Ruim een op de drie zei ronduit weinig of geen fiducie te hebben in klimaatwetenschap. Acht jaar later was dat drastisch anders: 65 procent vertrouwde toen de wetenschap, 21 procent niet of niet helemaal.
Reacties
Een reactie posten