De PVV-winst is het gevolg van modderen in het midden
De analyse van ‘een ruk naar rechts’ wordt na de monsterzege van Geert Wilders veel gemaakt. Maar van een ideologische verschuiving naar rechts is volgens Dieuwertje Kuijpers eigenlijk geen sprake: over immigratie en integratie denken kiezers al sinds 1994 min of meer hetzelfde.
Terwijl campagnes gewoonlijk een uitgelezen moment zijn om elkaars verschillen te presenteren aan de kiezer, waren de rivalen het deze keer bij vlagen vooral roerend met elkaar eens. Pieter Omtzigt (NSC) ging drie weken voor de verkiezingen in debat met Frans Timmermans (Pvda/GroenLinks), en beiden lieten weten dat het vooral belangrijk was om te kijken waar ze elkaar konden vinden. Beiden kwamen volgens politiek commentator Leendert Beekman dan ook ‘als winnaar uit de bus’, omdat ze ‘elkaar heel lieten’.
Was er sprake van een inhoudelijk politiek debat of een gemoedelijk tweegesprek?
Juist in verkiezingstijd is het moment daar om de kiezer te informeren over de inhoudelijke verschillen, en te identificeren waar deze lastig te verenigen zijn door bijvoorbeeld botsende wereldbeelden. Politicoloog Mariken van der Velden (Vrij Universiteit) vindt het daarom ook ‘onbestaanbaar dat Timmermans en Omtzigt met elkaar in debat gingen om vervolgens te concluderen dat ze het wel eens zijn met elkaar’.
‘Deze inhoudelijke armoede zagen we ook bij de vorige verkiezingen in 2021.’
De kiezer werd niet veel wijzer: het wereldbeeld van een sociaal-democraat op een groene lijst verschilt significant van dat van een conservatieve christen-democraat. ‘Dat is gewoon kiezersbedrog, want de kiezer weet dan niet waaruit hij of zij moet kiezen. Het gemoedelijk keuvelen met elkaar werd onterecht aangezien voor inhoudelijk zijn,’ aldus Van der Velden.
Daar waar lijsttrekkers het met elkaar oneens waren, beperkte het gekissebis zich tot enkele polariserende onderwerpen. Grote inhoudelijke thema’s, zoals zorg en internationale veiligheid, werden ondertussen vermeden. Van der Velden: ‘Deze inhoudelijke armoede zagen we ook bij de vorige verkiezingen in 2021.’
Het zoeklicht van de media concentreerde zich op die beperkte onderwerpen waar het wél knetterde. Maar net zoals gemoedelijk keuvelen niet gelijk staat aan inhoudelijkheid, betekent retorisch vuurwerk ook niet meteen meer informatie voor de kiezer over de ideologische verschillen. Zo hield het SBS6-debat de gemoederen bezig, maar deels om een bijzinnetje van Geert Wilders (PVV) naar Frans Timmermans: ‘U kunt eisen tot u een ons weegt, en dat zal wel even duren.’ Het AD pakte uit met een artikel over fatshaming, en Timmermans reageerde vervolgens weer aan de talkshowtafel van Op1 op de ‘pestkop’ Wilders.
In datzelfde debat sprak Wilders de linkse leider eveneens aan op zijn 15.000 euro wachtgeld per maand, toen die een vrouw uit het publiek vertelde dat hij ‘stap voor stap’ armoedeproblemen wilde aanpakken. ‘Meneer Timmermans, u krijgt €15.000 per maand aan wachtgeld van de Europese Commissie, u kan wachten, maar deze mevrouw heeft geen geld en kan niet wachten, u heeft als leider van de sociaal-democratie het contact met de werkelijkheid totaal verloren!’ En hoe was het trouwens mogelijk dat er in een welvarend land als Nederland wachtlijsten waren voor de verpleeghuiszorg?
D66 leek als enige partij de bui te zien hangen, en besloot een dag voor de verkiezingen kiezers niet te informeren over de eigen standpunten, maar in een advertentie in landelijke dagbladen een stem op D66 te verkopen als een stem tégen Wilders. Commentatoren voorspelden de afgelopen dagen al een ‘ruk naar rechts’. Bij berichten over hogere opkomstcijfers in Randstedelijk gebied werd de hoop uitgesproken dat mensen dan misschien tóch het rechtse tij gingen keren met een stem op Timmermans. De verkiezingen waren immers – zeker in termen van partijen die zo krap op elkaar peilden – zelden zo spannend.
GROTE PARTIJEN AAN DE FLANKEN
In Nederland hadden we eerder Pim Fortuyn, in Oostenrijk de opkomst van de FPÖ, in Duitsland die van de AfD. We hadden Brexit, Donald Trump. Op het eerste gezicht lijken westerse samenlevingen sinds het millennium rechtser geworden. Met drie koplopers waarvan er twee een rechtse snit hebben, is de analyse van ‘een ruk naar rechts’ niet zo gek. Toch is er van een ideologische verschuiving van kiezers naar rechts geen sprake: niet op sociaaleconomisch vlak of culturele onderwerpen. Sterker nog, culturele onderwerpen zoals immigratie en integratie staan al sinds 1994 in de top drie van belangrijkste maatschappelijke problemen. Lang voordat ‘de Goddelijke Kale’ zijn intrede deed in de Haagse politiek.
‘De combinatie van consensuspolitiek en brede coalities in Nederland bood ruimte voor een meer populistische oppositie van buitenaf.’
Volgens UvA-politicoloog Tom van der Meer is de verandering sinds de Fortuynrevolte van veel fundamentelere aard: de LPF heeft in 2002 succesvol ingebroken in de structuur van het Nederlandse partijstelsel. Tot die tijd bestreden partijen elkaar op twee punten: sociaal-economische en ethische thema’s. Die laatste, in de jaren negentig vooral gereflecteerd in discussies omtrent euthanasie maar ook bijvoorbeeld in het gedoogbeleid omtrent softdrugs, zijn vervangen door issues als migratie. Van der Meer wijst erop dat we dit terug zien in de opvattingen van partijen maar ook in het stemgedrag van kiezers. ‘De combinatie van consensuspolitiek en brede coalities in Nederland bood ruimte voor een meer populistische oppositie van buitenaf,’ schreef hij in 2017.
Hoe zit dat anno 2023? Gedurende een rits van kabinetten-Rutte met middenpartijen was er immers wederom sprake van een langere periode van consensuspolitiek. Daarnaast zijn de lijsttrekkers grotendeels Haagse veteranen: Geert Wilders (PVV) zit al vijfentwintig jaar in de Tweede Kamer, Pieter Omtzigt (NSC) twintig jaar. Frans Timmermans (PvdA/GroenLinks) is al een kwart eeuw actief in de landelijke en Europese politiek, waardoor Dilan Yesilgoz (VVD) met haar zes jaar Haagse ervaring de Benjamin van het gezelschap is. ‘Eigenlijk zijn de afgelopen jaren juist een uitzondering geweest in de Nederlandse politieke traditie,’ zegt Van der Meer. Nederland heeft een open systeem, met een lange traditie waarin nieuwe partijen opkomen die wantrouwende kiezers aan zich weten te binden met hernieuwde thema’s. ‘Vergeet niet dat D66 eigenlijk ook zo’n partij was, die wilde nota bene het systeem van binnenuit opblazen maar werd daar uiteindelijk in opgenomen. De SP deed dat ook. De LPF was kritisch op de puinhopen van paars, maar ging uiteindelijk toch meeregeren.’
De vraag is of de PVV nu – na deze grote verkiezingszege – ook zal worden opgenomen in het establishment.
Door de reeks aan middencoalities de afgelopen jaren zijn nu vooral partijen aan de flanken ontstaan, zoals de PVV, en later Forum voor Democratie. ‘Deze partijen houden de kiezers wantrouwend. Dat komt deels omdat ze niet mee mogen regeren, maar ook omdat ze zelf radicaal zijn,’ aldus Van der Meer. Het onderscheidend vermogen van deze partijen zit dan ook in het afwijzen van de zittende machthebbers. Die ontwikkeling zien we sinds 2006, en wordt versterkt door elf jaar aan middencoalities.
Waar Nederland voorheen een linker-, een rechter- en een middenblok had qua kiezers, is dat de laatste jaren veranderd in een links, een centrum-rechts en een radicaal-rechts blok. Deze behoefte is vooral opgelaaid in de tijd dat de VVD in de regering zat. De groei van de flanken is ook niet per se een bewijs van een rechtser wordend Nederland: links is altijd kleiner geweest dan rechts.
‘Dat maakt ons land wezenlijk anders dan veel andere West-Europese landen,’ zegt UvA-politicoloog Sarah de Lange. De oorzaak ligt in de verzuiling: katholieke en protestante arbeiders stemden op de voorlopers van het CDA in plaats van op de linkse arbeiderspartijen. Ook is de definitie van links in Nederland vrij beperkt: PvdA, GroenLinks, SP, Partij voor de Dieren, DENK en BIJ1 worden door het KiesKompas ingedeeld bij links, terwijl bijvoorbeeld DENK ook conservatieve elementen in het programma heeft staan, zoals het afzetten tegen de ‘regenboog-dwang’. Ondertussen hebben D66 en VOLT duidelijk progressieve elementen. De Lange wijst erop dat zelfs cultureel conservatieve rechtse partijen op bepaalde onderwerpen afwijken: ‘PVV en NSC staan bijvoorbeeld sociaal-economisch ook dicht aan de linkerzijde.’
Politicologen zien al langer dat er behoefte is ontstaan aan een tegengeluid dat in sociaal-economische opzicht oog heeft voor de welvaartsstaat, maar cultureel conservatief is. Een behoefte die niet exclusief op rechts leeft. Neem bijvoorbeeld op links de Socialistische Partij (SP). ‘Veel mensen vragen zich af waarom SP niet beter samenwerkt met PvdA en GroenLinks,’ merkt politicoloog Matthijs Rooduijn op. Die partijen zijn immers sociaal-economisch links, en voor radicale herverdeling ‘maar op andere thema’s zijn de verschillen tussen deze partijen weer gigantisch. Zo zijn SP-stemmers op het gebied van migratie een stuk restrictiever, qua klimaat veel minder groen, en EU-kritisch.’
Een combinatie van standpunten die vergelijkbaar is met ‘Vrij Links’, een uit sociaal-democratische kring ontstane seculiere politieke beweging opgericht door PvdA’ers zoals filmmaker Eddy Terstall en voormalig kamerlid Keklik Yücel.
ANTI-ESTABLISHMENT
Hoewel de PVV dus met 37 zetels een monsterzege heeft behaald, hebben deze verkiezingen ook laten zien dat de alternatieven op rechts niet exclusief radicaal waren. Het rechtse anti-establishmentgeluid kwam niet alleen vanaf de flanken. ‘Met Pieter Omtzigt horen we dat geluid juist dwars door het midden, dat maakt deze verkiezingen zo interessant,’ constateert Rooduijn, die voornamelijk onderzoek doet naar populisme.
Omtzigt trekt stemmen uit alle windrichtingen: VVD, PVV, PvdA, SP maar ook eerdere niet-stemmers. De mobilisatie van de ontevreden kiezer door Omtzigt is dus allesbehalve ten koste gegaan van bijvoorbeeld de PVV. ‘Je zag dat de PVV in de peilingen niet te lijden had onder de opkomst van NSC. De opkomst van Omtzigt heeft niets afgedaan aan de steun voor Wilders, en dat had ik in de eerste instantie niet verwacht,’ aldus Rooduijn.
Hoewel Omtzigt de ontevreden kiezers aan zicht bindt, en kritisch is op het establishment, zoekt hij de oplossing voor de problemen in datzelfde establishment. Hij verwerpt het systeem niet, zoals bijvoorbeeld Thierry Baudet met Forum voor Democratie in zijn meest extreme vorm wel doet. Zo wees Pieter Omtzigt op de onrechtstatelijke trekken van de PVV, waardoor hij niet direct mogelijkheden ziet met deze partij binnen een coalitie.
Ironisch is dat Omtzigt, ondanks zijn systeemkritiek en het hameren op de inhoud, vooral kiezers heeft getrokken die op hem als leider vertrouwen. ‘Die populariteit en dat vertrouwen komen door zijn opstelling in het toeslagenschandaal, waardoor kiezers het vertrouwen hebben dat hij de juiste persoon is om die politiek te veranderen,’ denkt Rooduijn.
‘De NSC mobiliseert mensen zonder echt populistisch te zijn, vanuit alle windstreken, en opereert aan de rechterkant zonder xenofoob te zijn.’
In de dagen na de verkiezingen ontstaat langzaam zicht op in hoeverre rechtse partijen communicerende kiezersvaten zijn, constateert Roodduijn: ‘Het eerste onderzoek laat zien dat er veel verkeer is op rechts. Niet alleen vormen NSC en BBB een brugfunctie tussen centrum-rechts en radicaal-rechts, ook is er weer direct verkeer tussen CDA en VVD aan de ene kant en de PVV aan de andere kant.’
Juist door het scherpe verschil tussen middenpartijen en populisten op de flanken, is ook vanuit de politicologie veel aandacht uitgegaan naar radicale partijen en populisme. ‘De NSC mobiliseert mensen zonder echt populistisch te zijn, vanuit alle windstreken, en opereert aan de rechterkant zonder xenofoob te zijn. Dat blijkt dus goed mogelijk op rechts,’ constateert de Leidse politicoloog Simon Otjes.
SALONFÄHIG
Toch zagen maar weinig experts de overwinning van 37 zetels aankomen. Op één na: Joost van Spanje voorspelde de PVV zege al op 1 oktober. De politicoloog aan de Universiteit van Londen doet ruim twintig jaar onderzoek naar uitdagers van establishment partijen en zag electorale ruimte voor de PVV ontstaan na wat hij een ‘kapitale blunder van de VVD’ noemt. Van Spanje: ‘Wat Mark Rutte altijd goed deed is een combinatie van de PVV enerzijds wegzetten als een schreeuwer aan de zijlijn, en anderzijds zijn agenda schaamteloos overnemen. Daarmee behield hij de kiezers die zich zorgen maakten over migratie.’
Een schril contrast met zijn opvolgster Dilan Yesilgoz die eind augustus meedeelde niemand uit te sluiten, en hintte dat ze misschien wel samen met Geert Wilders in een coalitie zou willen zitten. ‘Dat veranderde de situatie voor veel kiezers: hij werd niet langer geïsoleerd, en is op het gebied van migratie eigenlijk issue owner,’ aldus Van Spanje. Steeds meer kiezers beseften dat Wilders dit keer een serieuze optie was. Wat volgde was een sneeuwbaleffect: langzame aanloop in september, versnelling in oktober, steil omhoog in november.
Jarenlang was de PVV geïsoleerd op de flanken, en werd deels electorale zuurstof ontnomen doordat de VVD de migratie agenda en retoriek imiteerde. Met het opheffen van deze isolatie door de VVD, ging er een sluis open.
Het salonfähig maken van een electorale concurrent is niet handig, iets wat de Italiaanse politicus Silvio Berlusconi in 1994 overkwam toen hij de radicaal rechtse partij Alleanza Nazionale van Gianfranco Fini meenam in de regering. De opvolger van de neofascistische partij Movimento Sociale Italiano stond voorheen decennialang geïsoleerd, maar werd na regeringsdeelname bijna drie keer zo groot.
‘Ze hebben een enorme stempel gedrukt op de regeringen-Berlusconi, en omdat ze salonfähig werden gemaakt leverden ze op een gegeven moment ook bestuurders. Mensen waren hierdoor steeds meer bereid hun naam aan de partij te verbinden,’ illustreert Van Spanje.
Hoewel de schokgolf door het establishment doet denken aan die van de Fortuyn-revolte in 2002, gaat deze verkiezingsuitslag over meer dan alleen een monsterzege voor de PVV. Sociaal-economisch links én cultureel conservatief is een combinatie waar in Nederland al sinds half jaren 90 behoefte aan bestaat. Deze verkiezingen konden kiezers buiten de centrumpartijen om volop kiezen uit diverse smaken. Rooduijn: ‘Door de middencoalities en het buiten de deur houden van de flanken, zijn kiezers op zoek gegaan naar rechtse alternatieven daarbuiten.’
Zo ontstond er ruimte voor BBB, maar ook voor NSC. En de PVV bleek, met wat liberale rugwind vanuit de VVD, op die flank de meest populaire.
Reacties
Een reactie posten