Opinie: Wie beschermt de rechtsstaat tegen de AIVD?

 


Opinie: Wie beschermt de rechtsstaat tegen de AIVD?

De AIVD begeeft zich steeds meer op het terrein van politie en justitie, terwijl de wet dat nu juist verbiedt. Dat is reden tot grote zorg, stelt strafrechtadvocaat Jordi L’Homme.
               
Het AIVD-hoofdkantoor in Zoetermeer.
Het AIVD-hoofdkantoor in Zoetermeer.ANP
De inlichtingendiensten van Nederland beschermen onze nationale veiligheid. Dat is hun taak, en die is belangrijk. Maar wat als diezelfde diensten steeds meer optreden alsof ze een opsporingsinstantie zijn, zonder dat ze aan dezelfde spelregels gebonden zijn? Wat als burgers – en zelfs advocaten – worden gevolgd, afgeluisterd of geanalyseerd, zónder rechterlijke toetsing?
Dan kan het beschermen van de nationale veiligheid snel veranderen in een bedreiging daarvan. Veiligheid mag in dat verband nooit een excuus zijn om de rechtsstaat te ondermijnen.
Over de auteur
Jordi L’Homme is strafrechtadvocaat bij Kötter, L’Homme & Plasman Advocaten.
Dit is een ingezonden bijdrage, die niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de Volkskrant reflecteert. Lees hier meer over ons beleid aangaande opiniestukken.
Eerdere bijdragen in deze discussie vindt u onder aan dit artikel.
Sinds 2021 onderzoekt de AIVD zogenoemde criminele ondermijning. Volgens de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) gebeurt dat met een te ruime interpretatie van het begrip ‘dreiging voor de nationale veiligheid’. In meerdere gevallen bleek de AIVD personen te hebben onderzocht zónder dat voldoende aannemelijk was dat zij daadwerkelijk zo’n dreiging vormden.
Daarmee begeeft de dienst zich op het terrein van politie en justitie – terwijl de wet dat nu juist verbiedt. Artikel 13 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) is daarin helder: de AIVD is géén opsporingsdienst.

Vervagende grens

Toch zien we dat de grens tussen inlichtingen- en opsporingsdienst steeds verder vervaagt. Informatie die de AIVD vergaart via bijzondere bevoegdheden komt – via een ambtsbericht – terecht bij het Openbaar Ministerie. Daarmee wordt het startsein gegeven voor een strafzaak, buiten het zicht van de rechter-commissaris en zonder de waarborgen die normaal gelden. Dat roept de vraag op: hoe controleerbaar is dit proces eigenlijk?
In de zaak tegen advocaat Vito Shukrula – voormalig raadsman van Ridouan Taghi – kwam het strafrechtelijk onderzoek volgens berichtgeving op gang na AIVD-informatie. Of de verdenking tegen hem standhoudt, zal moeten blijken in de rechtszaal. Maar het feit dat een advocaat onderwerp kan worden van een strafzaak op basis van inlichtingenmateriaal, zonder voorafgaande rechterlijke toetsing van de herkomst of betrouwbaarheid van die inlichtingen, is reden tot grote zorg. Helemaal als het gaat om communicatie die onder het verschoningsrecht valt.

Vertrouwelijke communicatie

De CTIVD en TIB stelden namelijk recent vast dat de AIVD verschillende keren vertrouwelijke communicatie tussen advocaat en cliënt heeft onderschept zonder de vereiste rechterlijke toestemming. Dat is een directe schending van het verschoningsrecht – een fundamenteel recht in ons strafproces. Op grond van artikel 27 van de Wiv moeten zulke gegevens, zodra daarop wordt gestuit bij de inzet van een bijzondere bevoegdheid, in beginsel meteen worden vernietigd.
Alleen als verdere verwerking strikt noodzakelijk is voor het onderzoek, mag de AIVD daarvan afwijken – maar dan uitsluitend na voorafgaande toestemming van de rechtbank in Den Haag. In meerdere onderzoeken die de toezichthouder controleerde, werd die wettelijke route niet gevolgd. Minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken) heeft toegezegd dit in de toekomst beter te doen, maar daarmee is het verleden nog niet gerepareerd. De bescherming van dit grondrecht mag echter geen kwestie zijn van ‘leren van fouten’.
Al in 2006 oordeelde ’s lands hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, dat het gebruik van AIVD-informatie in een strafzaak in beginsel is toegestaan – ook als er vooraf geen rechter naar heeft gekeken. Maar dat oordeel kent belangrijke kanttekeningen.

Betrouwbaarheid

Zo moet de strafrechter per geval beoordelen of de verdediging de herkomst en betrouwbaarheid van dat materiaal voldoende heeft kunnen toetsen. Is dat niet het geval, dan kan het dat het bewijs buiten beschouwing moet blijven. En wanneer de inzet van de AIVD bedoeld lijkt om de waarborgen van het strafproces te omzeilen, of leidt tot schending van fundamentele rechten, dan is sprake van een fair trial-probleem zoals beschreven in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad benadrukte in het oordeel in 2006 dat de rechter in zulke gevallen actief moet zoeken naar manieren om de gebrekkige toetsbaarheid van inlichtingenmateriaal te compenseren. Bijvoorbeeld door getuigen te horen, of door nadere informatie te laten verstrekken. Maar in de praktijk blijft dit vaak beperkt – juist omdat geheimhouding de standaard is bij inlichtingenwerk.
Woensdag spreekt de Tweede Kamer over deze thematiek tijdens een commissiedebat. De timing is relevant, zeker in aanloop naar de herziening van de Wiv uit 2017. Die herziening mag geen technische bijstelling worden. Er is behoefte aan fundamentele herbezinning. De regels moeten duidelijker, de toetsing steviger en de waarborgen scherper.

Parallelle sporen

Denk aan bindende rechterlijke toestemming vooraf, zeker bij vertrouwelijke communicatie. Denk aan een verbod op zogenaamde ‘parallelle sporen’, waarbij de AIVD het vuile werk opknapt dat justitie formeel niet mag doen. Denk aan structurele transparantie over het gebruik van ambtsberichten in het strafproces.
De inzet van inlichtingendiensten in het strafrecht mag nooit leiden tot een situatie waarin verdachten niet weten waar bewijs vandaan komt, niet kunnen toetsen wat er is gebeurd, of pas achteraf horen dat hun rechten zijn geschonden. Want dan is de rechtsstaat niet langer een systeem van bescherming; dan verwordt hij tot een papieren tijger.
Wie werkelijk gelooft in de rechtsstaat, moet hem krachtig verdedigen. Juist op het moment dat hij onder druk staat – niet pas als het te laat is. De AIVD mag geen opsporingsinstantie worden, en het strafproces geen verlengstuk van inlichtingenverzameling zonder rechterlijke controle.

Reacties

Populaire posts van deze blog

De zesde Integriteits Index: de VVD heeft weer de meeste én de grootste schandalen

Wat deden het ministerie van Defensie en een Noorse zwaarwaterfabrikant in een ’kunstmest-fabriekje’ aan het Noordzeekanaal?

De nieuwe leider van LTO Nederland is radicaal – maar maakte toch een draai in het explosieve mestdossier