Dertien jaar gemangeld door Defensie/'Opeens moest ik een ambtseed afleggen'


 Trouw

Dertien jaar gemangeld door Defensie/'Opeens moest ik een ambtseed afleggen'

HOME
ALDERT SCHIPPER 
CULEMBORG - Acht militairen en burgermedewerkers van de landmacht zijn in 1983 en 1984 omgekomen bij ongelukken op schietkamp 't Harde met een mortiermijn waarvan dertien jaar eerder al bij Defensie bekend was dat het explosief niet deugde.

Elk rechtscollege, van de ombudsman tot het medisch tuchtcollege, heeft hem in het gelijk gesteld, “maar er zit bij Defensie een kern waarvan de leden elkaar dekken, die me al dertien jaar in de klem heeft.”

Het doet heel even denken aan de uitspraak van een onverbeterlijke querulant. Dat zou de defensietop misschien ook wel willen. Maar in werkelijkheid is Fred Spijkers het slachtoffer van een voor Nederlandse begrippen beklemmend schandaal.

Spijkers kreeg als bedrijfsmaatschappelijk werker van Defensie opdracht om de zaak-Ovaa in 1984 te begeleiden. Rob Ovaa werd op 14 september 1984 op artillerieschietkamp 't Harde gedood door een onverwacht ontploffende mortiermijn. Spijkers moest de weduwe echter wijsmaken dat Ovaa het ongeluk aan zichzelf te wijten had. En toen Spijkers dit weigerde, begon een dertien jaar durend spookverhaal.

De chef van Spijkers, directeur-generaal personeel W.J.M. Bunnik, schreef enkele dagen na het ongeval aan Binnenlandse Zaken dat het niet aan Ovaa te wijten was. Dat werd bevestigd door een onderzoek van de marechaussee.

Bijna precies een jaar eerder, in 1983, had zich in 't Harde ook al een ernstig ongeluk met een mortiermijn van hetzelfde type voorgedaan. Weliswaar zei de minister in antwoord op vragen uit de Tweede Kamer in december 1990 dat het een ander projectiel betrof, maar krantenfoto's bewijzen dat het wel degelijk om een AP23, lotnummer 68-2 ging. De mijn was al in 1970 afgekeurd en had dus helemaal niet meer mogen bestaan, laat staan dat er mee mocht worden gewerkt.

Defensie heeft tot dusver gezegd dat de nabestaanden van de slachtoffers van 1983 geen recht hebben op schadevergoeding. Toen in 1984 opnieuw een ongeluk met dezelfde mijn plaatsvond, wilde de Defensietop misschien niet opnieuw met een schadevergoeding worden geconfronteerd. Spijkers kreeg in elk geval opdracht mevrouw Ovaa wijs te maken dat haar man klungelig en overmoedig of zelfs roekeloos met de mijn was omgesprongen.

Maar voor zo'n karweitje wilde Spijkers niet worden gebruikt. Om mevrouw Ovaa om de tuin te leiden, werden verscheidene pagina's uit het proces verbaal van de marechaussee gelicht. In deze pagina's stond de ware toedracht, maar die werden door de Defensietop als 'niet relevant' weggehouden voor de weduwe. Het zijn de pagina's die in maart van dit jaar plotseling boven water zijn gekomen, waarna de huidige minister van defensie Joris Voorhoeve in een excuusbrief aan de weduwe schreef dat er nieuwe informatie was over het ongeluk.

Spijkers weigerde Ovaa voor te liegen. Bunnik moet daar toch even van zijn geschrokken. Hoewel ambtseden voor bedrijfsmaatschappelijk werker zoals Spijkers ongebruikelijk zijn, werd hem opgedragen eind oktober 1984 zo'n eed af te leggen. Vervolgens werd bij Defensie bepaald dat het relaas over hetgeen Robert Leendert Ovaa was overkomen een 'indianenverhaal' was.

Men dichtte Spijkers bij Defensie nog meer van dit soort verhalen toe. Zo ging Spijkers met klachten van twaalf defensiemedewerksters over seksuele intimidatie naar zijn chef Bunnik. Er volgde een rechtszaak tegen de dader, een chauffeur, waarbij deze vrijuit ging onder meer doordat getuigen zich terugtrokken. Op aandringen van Spijkers volgde een revisie, waarbij de klaagsters volledig in het gelijk werden gesteld. Spijkers kreeg echter van de Defensietop het verwijt dat het 'maar' om twee vrouwen ging en dat hij de zaak had opgeblazen. “U gaat te diep op de zaken in; u veroorzaakt onrust in plaats van die op te lossen”, kreeg hij te horen.

Er was nog een indianenverhaal. Spijkers was na de onverkwikkelijke affaire Ovaa in 1987 naar Den Haag overgeplaatst. Daar kon men de eigenzinnige personeelswerker beter in de gaten houden. Spijkers ontdekte bij zijn kennismakingsronde in het souterrain tussen wat buizen een amateuristisch aangebrachte video-bewakingscamera. In een kamertje vond hij enkele professionele video/geluidsrecorders. Spijkers twijfelde even aan zijn eigen verstand. Hij vroeg de bedrijfsarts Lankhorst of hij soms overspannen was geraakt. Dat was niet denkbeeldig, gezien de druk die op hem was uitgeoefend bij de zaak Ovaa. 

De doorgaans goed ingelichte bedrijfsarts stelde hem echter gerust en zei dat ze vermoedde dat de recorders te maken hadden met verborgen microfoons in de kamer van minister Van Eekelen, die kort tevoren, in december 1986, waren ontdekt. Toen Spijkers met dit verhaal bij de veiligheidsofficier van Defensie kwam, bevestigde deze dat dit al de tweede soortgelijke vondst was. Later zei bedrijfsarts Lankhorst dat Spijkers nooit op het spreekuur was geweest en dat het afluisterkamertje een zoveelste indianenverhaal moest zijn.

Spijkers werd na zijn overplaatsing naar Den Haag begin 1987 steeds meer geïsoleerd. In juni 1987 diende hij zijn ontslag in, maar Defensie weigerde dat. Zolang hij in dienst was, was hij tenminste gebonden. Directeur-generaal Bunnik had Spijkers verboden de bedrijfsarts te consulteren, maar toen deze laatste hem voor een gesprek opriep, werd hij naar een collega verwezen, dokter Osten. Osten zat duidelijk met de handen in het haar. Hij vroeg de huisarts van Spijkers of je wel normaal met Spijkers kon praten, 'gezien de diagnose'.

De diagnose? Inmiddels bleek, zonder dat Spijkers daarvan iets wist, in zijn medisch dossier op Defensie door bedrijfsarts Lankhorst te zijn vermeld dat Spijkers een psychiater had bezocht in het Centraal Militair Hospitaal. Spijkers bevestigt achteraf dat hij contact had gehad met een psychiater, 'maar dat waren professionele contacten, die ik met hem had als personeelsfunctionaris'. Hij zou verder volgens de patiëntenkaart paranoïde verhalen rondstrooien, die 'waarschijnlijk volledige wanen' waren. De zogenaamde indianenverhalen, dus.

Osten zond Spijkers naar een psychiater met een brief waarin een gekleurde vraagstelling stond. De psychiater hoefde alleen maar te tekenen om te bevestigen dat Spijkers aan een geestelijke stoornis leed.

In april 1989 bezocht Spijkers de befaamde psychiater prof. W. van Tilburg. Deze stelde geen enkele stoornis vast. “Spijkers kan terug aan het werk na beëindiging van de juridische procedures,” liet hij weten. Maar van herplaatsing van Spijkers kwam het niet. Begin 1991 sprak hij met een arts van Defensie. Het bleek een heimelijk keuringsgesprek, waaruit de arts concludeerde dat Spijkers langdurig arbeidsongeschikt was. 

Toen Spijkers daarmee geen genoegen nam, keken drie artsen naar hem, die hem doorverwezen naar de psychiaters Keilson en Kuilman. Psychiater H.A. Keilson stelde vast: 'Deze man wordt gemangeld'. Voor zijn bemoeienissen kreeg Keilson niet het gebruikelijke honorarium, maar vijftig gulden voor de moeite. Prof. M. Kuilman concludeerde: 'Er is geen persoonlijkheidsstoornis, geen ziekte, geen gebrek.' De samenvatting door Defensie van het oordeel van Van Tilburg, Keilson en Kuilman luidde echter volgens Defensie dat hij wel aan een persoonlijkheidsstoornis leed. Achteraf zegt Van Tilburg dat zijn woorden volledig in het tegendeel werden veranderd.

Defensie had inmiddels regelmatig aan Spijkers betalingen gedaan. Naar hij dacht onder het hoofdje 'wachtgeld'. Maar Spijkers kwam erachter dat Defensie hem ten onrechte in de WAO had gedaan. Het Uszo, de opvolger van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, heeft bij Defensie een claim neergelegd voor de ten onrechte uitbetaalde WAO-uitkering.

Inmiddels had de Ombudsman Spijkers in het gelijk gesteld, 'maar dat is slechts een advies en de Defensietop legde dat naast zich neer', zegt Spijkers. De politie Haaglanden deponeerde een klacht bij de hoofdofficier van justitie in Den Haag. “Ik heb vernomen dat de klacht nog steeds op het bureau van mr. Blok ligt,” zegt Spijkers. “Deze week was hier weer politie van Haaglanden, die me verzekerde dat ze bij Blok opnieuw aan de bel zal trekken.”

Eerste-Kamerlid Glastra van Loon heeft de zaak-Spijkers aangekaart bij de toenmalige staatssecretaris Frinking. Diens opvolger Gmelich Meyling zegde 800 000 gulden immatriële schadevergoeding en daarnaast de materiële schadevergoeding volgens de echte kosten toe. Ook beloofde hij volledige rehabilitatie. 

Inmiddels bleek directeur-generaal personeel Bunnik de landsadvocaat er tussen te hebben geschoven. Deze kwam met het aanbod van 500 000 gulden bruto; van rehabilitatie zou geen sprake zijn. “Het gaat mij niet om het geld,” herhaalt Spijkers. “Ik wil royaal en onvoorwaardelijk gerehabiliteerd worden. Ik ben dertien jaar door een hel gegaan. Dat ik nog leef heb ik aan enkele trouwe vrienden en mijn huisarts te danken.”

Reacties

Populaire posts van deze blog

Look closely and you'll see Jared Kushner's cynical ‘deal of the century’ for Palestinians in action

Liquidatie advocaat van kroongetuige Nabil B. werd ‘nooit voor mogelijk gehouden’

De moeizame strijd tegen de ongrijpbare glazenwassersmaffia