De exodus was geen uittocht




 


De exodus was geen uittocht

Geen uittocht uit Egypte, geen veertig jaar door de woestijn, geen heroïsche verovering van het Beloofde Land. Spijtig voor wie de Bijbel letterlijk neemt, maar het Boek der Boeken staat vol mythen.Door Marcel Hulspas..
Het is een van de beroemdste verhalen uit de Hebreeuwse bijbel. Het volk van Israël was zijn leider Mozes gevolgd tot aan de oevers van de Rietzee. Daar kon het niet verder.
Het leger van de farao maakte zich op dat opstandige volk over de kling te jagen. Maar Jahweh opende de zee en het volk ontkwam aan zijn achtervolgers. En nét toen de Egyptenaren de achtervolging wilden inzetten, zei Jahweh tegen Mozes dat hij zijn handen omhoog moest heffen.
En zie: ‘Toen de dageraad aanbrak, stroomde de zee terug naar haar gewone plaats. De Egyptenaren vluchtten het water tegemoet, Jahweh dreef hen regelrecht de golven in. Het terugstromende water overspoelde het hele leger van de farao, al zijn wagens en ruiters, die achter de Israëlieten aan de zee in gereden waren; niet een van hen bleef in leven. Maar de Israëlieten waren dwars door de zee gegaan, over droog land, terwijl rechts en links van hen het water als een muur omhoog rees. Zo redde Jahweh de Israëlieten die dag uit de handen van de Egyptenaren’ (Exodus 14).
Het is een prachtig verhaal, dat door de eeuwen heen velen heeft geïnspireerd. Maar er is ook iets grondig mis mee. In de Egyptische bronnen komen we het niet tegen; niets dat er ook maar in de verste verte op wijst dat deze wonderbare bevrijding ook echt is gebeurd. Heeft ze dan wel plaatsgevonden? Of is dit prachtige verhaal niet meer dan dat: een verhaal?
Vreemdelingen
Volgens de chronologie van de Bijbel zou het volk van Israël vierhonderd jaar in Egypte hebben verbleven, en omstreeks 1450 voor Christus uit Egypte vertrokken zijn. Bij vertrek telde het volk, alweer volgens de Bijbel, niet minder dan twee miljoen zielen. Je zou verwachten dat deze grote massa vreemdelingen, met een eigen woongebied, in al die tijd een paar keer opduikt in oud-Egyptische inscripties. Dat is niet het geval.
Er is ook geen enkel teken van een economische crisis, veroorzaakt door het vertrek van Israël. En dat ligt toch wel voor de hand. Egyptologen schatten de omvang van de bevolking van Egypte in die tijd op drie à vierenhalf miljoen zielen. Het vertrek van twee miljoen slaven moet catastrofale gevolgen hebben gehad. Maar er is geen enkele aanwijzing dat zich in die tijd een economische ramp voltrok.
Er is meer merkwaardigs aan de hand met het uittochtverhaal. Wie omstreeks 1450 voor Christus Egypte verliet en de Sinaïwoestijn in trok, was beslist nog niet ‘bevrijd’ van de Egyptenaren. In de eeuw daarvoor hadden de farao’s hun rijk namelijk fiks uitgebreid in noordelijke richting, tot in het huidige Syrië. Egyptische forten controleerden de karavaanroutes door de Sinaï en door Kanaän, en de bevolking in deze streken werd onder de duim gehouden door Egyptische garnizoenen die in de belangrijkste steden gelegerd waren.
We beschikken over een deel van de Egyptische koninklijke correspondentie met de plaatselijke heersers in Kanaän, daterend van ongeveer 1350 voor Christus. Daarin wordt geen enkele keer gesproken over het volk van Israël.
Volgens sommigen hoeven we niet te twijfelen aan het uittocht-verhaal, omdat de Bijbel zelf voor overtuigende historische details zorgt. Het volk zou in opdracht van de farao hebben gewerkt aan ‘de voorraadsteden Pitom en Raämses’ (Ex 1:11). De laatste is overduidelijk Per-Ramesses, de ‘stad van Ramses’, de nieuwe hoofdstad die de beroemde farao Ramses II liet bouwen in het noordoosten van Egypte.
Het is een hypothese die sterk aan populariteit won dankzij de film The Ten Commandments van Cecil B. DeMille, met Charlton Heston als Mozes en Yul Brynner als Ramses. Het is een romantisch idee: de dappere Mozes tegen de grootste farao aller tijden. Volgens sommigen komt de koppigheid van deze farao – die ondanks tien plagen bleef weigeren het volk te laten gaan – perfect overeen met diens trotse karakter.
Het klinkt verleidelijk, maar deze theorie vertoont grote gebreken. Ten eerste levert de vermelding van Per-Ramesses geen echte datering op: het was na Ramses II nog eeuwenlang de hoofdstad van Egypte. Per-Ramesses was ook geen voorraadstad, dat wil zeggen een stad gebouwd ter bevoorrading van troepen. Sterker nog, de Egyptenaren kenden helemaal geen voorraadsteden, dat was een Aziatisch fenomeen.
De hele omschrijving van de dwangarbeid die het volk zou hebben verricht, lijkt eerder geïnspireerd op de Babylonische dan op de Egyptische praktijk. Egyptische teksten vermelden de aanwezigheid van dwangarbeiders uit Azië, veelal inwoners van Kanaän die naar Egypte waren gebracht, of krijgsgevangen soldaten, maar deze werden te werk gesteld in de steengroeven. Volgens Exodus maakten de Israëlieten bakstenen uit klei en stro, en dat nu is typisch Aziatische slavenarbeid.
Het grootste probleem met de theorie dat Ramses II de farao van de uittocht was, is dat de Egyptische bronnen uit die tijd zwijgen als het graf. Geen enkele farao heeft zo veel bouwwerken laten neerzetten als Ramses II, en hij heeft die tempels en paleizen allemaal laten versieren met beelden en teksten die zijn kracht en macht moesten onderstrepen. Dankzij die teksten zijn we uitstekend op de hoogte van de belangrijkste gebeurtenissen in zijn leven.
Inscriptie
Maar niets, geen enkele vondst en geen enkele tekst, vermeldt ook maar iets dat lijkt op de plagen beschreven in Exodus, en geen enkele inscriptie suggereert ook maar enige betrokkenheid bij een conflict vergelijkbaar met de uittocht.
Als het zo uitkwam, konden die inscripties liegen als de beste. Daar hadden de farao’s geen problemen mee. De smadelijke nederlaag van Ramses II tegen de Hittieten werd in Egypte op verschillende plaatsen vereeuwigd als betrof het een grandioze overwinning. Als het leger van Ramses bij de Rietzee was verslagen, en de koning zijn Israëlitische slaven had moeten laten gaan, had hij in zijn inscripties ongetwijfeld laten vermelden dat hij een massa minderwaardige opstandelingen had verslagen of verjaagd.
Is het denkbaar dat hij een smadelijke nederlaag leed en deze wilde doodzwijgen? Is dat de reden waarom de Egyptische bronnen zwijgen over een uittocht? Het is uiterst onwaarschijnlijk. Dat zou betekenen dat de god-koning Ramses zijn hele leven lang in stilte heeft moeten accepteren dat hij – en daarmee de goden van Egypte – verslagen werd door een bende Aziaten. Zoiets had Ramses II nooit geaccepteerd. We kunnen er zeker van zijn dat hij, zodra zijn troepen zich hersteld hadden, opnieuw ten strijde was getrokken tegen Israël en had doorgevochten tot hij de overwinning had behaald. En die overwinning had hij meer dan levensgroot op zijn tempelmuren laten afbeelden. Ramses II, kortom, kan onmogelijk de farao van de uittocht zijn geweest. Sterker, we mogen ervan uit gaan dat er nooit een uittocht, zoals beschreven in Exodus, is geweest.
Ramses II regeerde ruim zestig jaar en liet zijn opvolger Merenptah een wereldrijk na dat reikte van diep in Libië en Soedan, tot in Syrië. Egypte had vrijwel geen tegenstanders te duchten. Maar Merenptah speelde net als Ramses graag de succesvolle krijgsheer en beschreef zijn ‘overwinningen’ op een stèle (een zuil met inscripties). Die vermeldt dat hij de ‘negen bogen’ (de traditionele vijanden van Egypte) heeft verslagen. En te midden van die verslagen vijanden troffen Egyptologen de oudst bekende vermelding van Israël aan: ‘Israël is dor, zonder zaad’.
Dit ‘Israël’ (in de Egyptische tekst is de naam voorzien van een teken dat aangeeft dat het om een nomadisch volk gaat) verbleef toen in Kanaän, zoveel is duidelijk. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat het zich daar vrij recent, waarschijnlijk vanuit de Arabische woestijn, had gevestigd. Het ‘nomadenvolk Israël’ dat binnen de grenzen van het Egyptische rijk zijn geluk had gezocht, werd aanvankelijk vermoedelijk door de lokale heersers getolereerd, maar de farao wilde even laten voelen wie in Kanaän de baas was. Israëls kansen zouden nog komen.
De farao’s na Merenptah hadden steeds meer moeite het grote rijk van Ramses II had nagelaten, bijeen te houden. Ze hadden voortdurend last van invallen door de zogenoemde zeevolkeren, waardoor ze een grote legermacht op de been moesten houden. Het probleem was niet nieuw; in 1290 voor Christus had Ramses II zelf in de Nijldelta slag geleverd tegen invallers vanuit zee die in Egyptische inscripties worden aangeduid als ‘Srdn’. Merneptah streed tegen invallers uit ‘de landen van de zee’.
Echt gevaarlijk werden de zeevolken in de 12de eeuw voor Christus tijdens het bewind van Ramses III. Een inscriptie in de tempel in Medinet Habu vermeldt: ‘Wat de vreemde landen betreft: ze spanden samen op hun eilanden. Ze trokken op naar Egypte. Ze vergrepen zich aan de landen tot aan de randen van de aarde, hun harten vol vertrouwen en zelfverzekerd: ‘Onze plannen zullen slagen’.’
Megiddo
Uiteindelijk werden de Egyptenaren door deze dreiging vanuit zee gedwongen zich uit Kanaän terug te trekken. De laatste Egyptische garnizoensstad was Megiddo, een belangrijke schakel op de weg van Egypte naar Damascus. Daar zijn nog sporen van Egyptische aanwezigheid gevonden van rond 1140 voor Christus. Kort daarop waren ze definitief verdwenen.
Zeevolken maakten daar gebruik van en vestigden zich in Kanaän. Waarschijnlijk wist ook het nomadenvolk Israël toen definitief een plekje in dat land te bemachtigen, waarna het in de eeuwen erna uitgroeide tot een van de grotere koninkrijkjes in het gebied.
Het was een vreedzame vestiging. Volgens het bijbelboek Jozua zou Israël het land op gewelddadige wijze hebben veroverd en zou het de oorspronkelijke bevolking hebben uitgemoord, maar archeologen zien hiervoor geen enkel bewijs. Er is geen spoor te vinden van een gewelddadige verovering, ook niet van de introductie van een andere cultuur. Geen wonder. Toen de Israëlieten de kans kregen zich vrij te vestigen, woonden zij al zo’n twee eeuwen te midden van de oorspronkelijke bewoners.
Geen uittocht dus, geen dramatische zwerftocht door de Sinaï, geen bloedige verovering van het ‘beloofde land’. Egyptologen en archeologen moeten deze verhalen afwijzen. Het zijn mythen. Een teleurstelling wellicht voor iedereen die de Bijbel graag letterlijk wil nemen, maar de Bijbel is nu eenmaal geen geschiedenisboek.
De auteurs van de Bijbel wilden Israël een grootse geschiedenis geven, passend bij Gods uitverkoren volk. Het verhaal van de uittocht uit Egypte is in deze geschiedenis het hoogtepunt. Wie dat verhaal louter als historisch relaas leest, heeft de Bijbel niet begrepen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Look closely and you'll see Jared Kushner's cynical ‘deal of the century’ for Palestinians in action

Liquidatie advocaat van kroongetuige Nabil B. werd ‘nooit voor mogelijk gehouden’

De moeizame strijd tegen de ongrijpbare glazenwassersmaffia