Icoon over een slootje




 


Icoon over een slootje

Architect en bruggenbouwer Santiago Calatrava wordt over de hele wereld gevraagd. In New York bouwt hij mee aan Ground Zero....
Als de gemeente Haarlemmermeer in 1998 niet de 'stoute schoenen' had aangetrokken, was het waarschijnlijk nooit gelukt. Maar de bevlogenheid van de toenmalige wethouder van Cultuur en Vinexwoningbouw, Cees Spijkers, en stadsarchitect Fred Kaaij was ontembaar. Spijkers was verliefd geworden, op de bruggen van Calatrava, zegt Meindert Heemstra, projectmanager van de gemeente, rijdend langs de Hoofdvaart. 'En hij wilde ze per se hier hebben.' Dat dat uiteindelijk 22 miljoen euro zou kosten, was op dat moment even bijzaak.
Door Spijkers' enthousiasme sloeg tijdens een workshop 'hoe meer kwaliteit te geven aan infrastructuur', het klimaat in de polder om. Termen als budgetvastheid en soberheid die bij de ontwikkeling van de Vinexwijken (Toolenburg-Zuid, Vijfhuizen-Zuid, Getsewoud en Floriande) de boventoon hadden gevoerd, maakten plaats voor hang naar grootsheid en prestigeuze 'civieltechnische kunstwerken'.
'We hadden het idee om op twee plaatsen echt uit ons dak te gaan.' Twee bruggen over de Hoofdvaart moesten er komen, het centrale afwateringskanaal uit 1850. Die ene naam, waarvan nauwelijks iemand in de Haarlemmermeer had gehoord, bleef maar circuleren: Santiago Calatrava. Een budget van, toen 36 miljoen gulden, werd vrijgemaakt.
Maar dan? Hoe kom je als verbrokkelde gemeente die vooral bekend is van de start-en landingsbanen van Schiphol in contact met een wereldberoemd architect? Simpel: bellen, naar zijn hoofdkantoor in Zürich. Heemstra kreeg Calatrava's projectleider aan de lijn. 'Ik heb verteld over de bijzondere geschiedenis van dit drooggelegde gebied, vierenhalf meter onder de zeespiegel.'
Dat werkte: in het voorjaar van 1999 werd een gemeentelijke delegatie uitgenodigd in Zürich. De videofilm Graan voor vis moest de Spaanse architect definitief over de streep trekken voor het project Bridges over the Hoofdvaart. En ook dat lukte.
Trots wijst Heemstra op de grote kaart in de hal van het gemeentehuis in Hoofddorp met de titel Haarlemmermeer 2005 Metamorfose. De rode stippen geven aan waar bouwvakkers nu al dagen achtereen brugdelen aan elkaar aan het lassen zijn. Drie stippen staan er - daar waar de Maria Tesselschade de vaart kruist, staat er heel duidelijk nóg één. Heemstra: 'Het ontwerp voor een rotonde naast de vaart lag al klaar, maar dat vond Calatrava assymmetrisch.'
Zoals dat gaat, bij een ieder die de meester persoonlijk ontmoet: de delegatie raakte betoverd, door zijn 'geweldige aura' en 'zijn enorme gave om een ontwerp te presenteren'. Amper binnen haalde de architect zijn penselen en aquarelverf te voorschijn en creëerde met een paar streken een geweldige schets van een rotondebrug. 'De laatste wethouder ging ter plekke om', aldus Heemstra. Eén ding was meteen duidelijk: zo'n brug zou de Hoofdvaart veranderen van een 'lullig slootje' in een gezichtsbepalend landmark. Medio 2004 moeten ze klaar zijn: twee witstalen tuibruggen en één rotondebrug dus.
Santiago Calatrava (52) is nog niet één keer in de Haarlemmermeerpolder komen kijken. Voor de in Valencia geboren architect is de eerste Nederlandse opdracht het zoveelste project het komend jaar. Begin deze maand werd bekend dat hij het metrostation op Ground Zero gaat herbouwen dat door de aanslagen van 11 september werd verwoest. En in Athene zijn bouwvakkers bezig, in een race tegen de klok, om de overkapping over het Olympische Spiridon Louis stadion af te krijgen in juli, een maand voor de Spelen beginnen.
Calatrava hoort thuis in het rijtje internationale toparchitecten: Frank Gehry, Daniel Libeskind, Jean Nouvel, Renzo Piano, Rem Koolhaas. Sinds 1981 woont hij met zijn Zwitserse echtgenote en business-manager Robertina en vier kinderen in Zürich. Wekelijks reist hij de hele wereld rond langs zijn bouwprojecten en langs zijn drie kantoren in Valencia, Parijs en Zürich.
Door citymarketing gedreven politici zijn dol op zijn werk. Dat de miljoenenbudgetten voor een Calatrava nogal eens naar boven moeten worden bijgesteld, lijkt geen probleem. Zijn gebouwen groeien steevast uit tot hypermoderne reclamelogo's. Zoals Frank Gehry het stadsbeeld van Bilbao voorgoed veranderde met zijn Guggenheim, zo veranderen Calatrava's avantgardistische werken steevast in iconen: de communicatietoren bij het Olympisch stadion is niet meer uit Barcelona weg te denken, evenmin als de Alamillo-brug die hij in 1992 voor de wereld tentoonstelling in Sevilla bouwde (en die voor Ben van Berkel, oud-stagiair van Calatrava, de inspiratiebron vormde voor de Erasmusbrug in Rotterdam). De 'Mozart van het moderne brug-design', de 'Julio Iglesias van de architectuur', 'genie', 'wonderkind', de 'Gaudí van de 21ste eeuw' - Calatrava is het allemaal.
In zijn werk gaat technisch vernuft gepaard met extravagante vormen. Want naast architect is Calatrava ook ingenieur en beeldhouwer. Zijn handelsmerk: spectaculaire infrastructurele bouwwerken. Tuibruggen aan vervaarlijk hellende pilonen (Haarlemmermeer, Sevilla), uit het lood staande boogbruggen, (Barcelona, Valencia), futuristische TGV- of metrostations (Lyon, Lissabon, Zürich, Valencia). Calatrava ontwerpt op het scherpst van de snede. De eerste reactie van aannemers op een bouwtekening is meestal: 'Kan niet, is onuitvoerbaar.'
Die combinatie van expressionisme en wiskunde, dat is Calatrava's bijdrage aan de hedendaagse architectuur, meent Alexander Tzonis, hoogleraar Bouwkunde aan de TU Delft, schrijver van onder meer het standaardwerk over Calatrava The Poetics of Movement. 'Zijn werk verenigt kunst en wetenschap, cultuur en techniek.' Tzonis is ook goed bevriend met de architect. 'We delen een voorliefde voor wiskunde en muziek, in het bijzonder Bach en Schönberg. De structuur van die muziek is net zoals de structuur die ten grondslag ligt aan Calatrava's gebouwen wiskundig.'
Elke opdracht die hij krijgt - of het nu een museum, een operagebouw of een kerk is - begint bij aquarellen, tientallen soms wel honderd aquarellen, concrete studies van constructies tot heel impressionistische tekeningen van een gezicht of een lichaam in allerlei posities.
'Zijn manier van werken is eigenlijk heel ambachtelijk, heel passievol. Alles tekent hij met de hand', zegt architect Fernando Olba, die in 1999 en 2000 op het kantoor in Valencia werkte. Als projectleider was Olba twee jaar lang tussenpersoon tussen de architect en zijn medewerkers, verantwoordelijk voor de technische uitvoering van alle projecten in Spanje, waaronder Calatrava's levenswerk: de Ciutat de les Arts i de les Ciències (CAC, Stad der Kunsten en Wetenschap) in de vroegere bedding van de Turia-rivier, die nu als een langgerekt park met aan weerszijden kademuren en om de zoveel meter een Middeleeuwse brug door Valencia kronkelt.
Begin jaren negentig vond de lokale regering dat er iets gebeuren moest met het in onbruik geraakte havengebied vol zeecontainers en vervuilende industrie in het zuidoosten van de stad. En dus vroeg de derde stad van Spanje haar beroemdste zoon Calatrava - hij was toen pas eind dertig - voor de bouw van niet één groot gebouw maar van vijf gigantische bouwwerken. Een wetenschapsmuseum, een tuin, een planetarium annex Imax-bioscoop zijn inmiddels in gebruik; een opera is in aanbouw en voor een brug wordt nog naar een aannemer gezocht. Met een door Félix Candela ontworpen L'Oceanogràfic (met 42 miljoen liter water het grootste aquarium van Europa) ontstond een educatief attractiepark met een totale oppervlakte van 350 duizend vierkante meter. Een opdracht die niet alleen de gemiddelde Valenciaan de haren te bergen doet rijzen maar die zelfs in de architectuur, waar het toch vaker om miljoenen en miljarden gaat, ongekend groot is.
Olba, die inmiddels voor zichzelf is begonnen, is een van de weinige architecten in Valencia die zich wil uitlaten over Calatrava. Je kunt geen reisgids of folder van de stad kunt openslaan zonder een foto van 'de stad in de stad' op de cover, maar de persoon Calatrava wordt aan alle kanten zorgvuldig afgeschermd door gemeente, lokale regering, uitvoerende instanties, de technische universiteit waar hij ooit studeerde en de medewerkers van de Estudio Calatrava zelf, al jaren gezeteld in een paar bouwketen op het bouwterrein van de CAC.
'Eigenlijk is Calatrava geen architect maar een kunstenaar die gebouwen maakt', zegt Olba. 'In zijn kantoor is er geen sprake van samenwerking. Hij is de kunstenaar. Alles zit in zíjn hoofd. Calatrava neemt niemand in vertrouwen. Het verloop van de medewerkers is heel groot.' Ondanks zijn persoonlijke breuk met Calatrava ziet Olba ook het bijzondere van zijn werk. 'Zijn gebouwen zijn eigenlijk grote sculpturen.'
Zittend op het terras van het Museu de les Ciències i de les Arts Príncipe Felipe in Valencia zie je meteen wat hij bedoelt. Het complexe aan veel van zijn gebouwen, legt Olba uit, is dat het kale constructies zijn, zonder enige vorm van afwerking of afdekking. 'Al het witte beton is ter plekke in mallen gestort. Heel precies werk, je ziet alles, bobbeltjes, luchtbelletjes. Het moet in één keer goed.'
In het museum, dat eerder fascinerend is dan mooi, komen veel kenmerken van Calatrava's stijl en beeldtaal terug. Ten eerste: het gigantische formaat, de veelheid aan, organische en insectachtige, vormen vaak duidelijk geïnspireerd op die andere grote Catalaanse architect, Antoni Gaudí. Maar ook het skeletachtige: de linkerzijde is net een grote ribbenkast, de scherpe punten die uit het dak steken lijken op het verdedigingsmechanisme van een dier dat zich bedreigd voelt; de schelpachtige deurconstructies. Het materiaal: wit beton, wit staal en veel glas en naar goed Catalaans gebruik trencadis, de mozaïeken van gebroken tegeltjes. De verspringende verdiepingen en niveau's. En heel belangrijk: de suggestie van beweging. Afhankelijk vanuit welke hoek je naar het gebouw kijkt, heeft het steeds een totaal ander aanzicht. Calatrava houdt van beweging; zijn gebouwen zitten boordevol deuren en muren die kunnen kantelen, keren, vouwen, omhoog en omlaag.
Veelgehoorde kritiek is dat hij niet altijd even veel oog heeft voor functionaliteit. Vorig jaar werd het Milwaukee Art Museum geopend. Boven de tentoonstellingsruimten lijken twee vleugels uitgeslagen, die kunnen bewegen en al naar gelang de stand van de zon voor schaduw zorgen. Zeer indrukwekkend, onalledaags qua vorm, technisch hoogstaand en reusachtig van proporties. Maar is het peperdure gebouw een museum te noemen? Er is veel loze ruimte; slechts een klein deel van het totale oppervlak is geschikt als expositieruimte.
Voor het wetenschapsmuseum in Valencia geldt hetzelfde. Het gebouw dat bestaat uit drie zeer hoge ruimtes met elk een tentoonstellingsoppervlak van achtduizend vierkante meter zou net zo goed een vliegveldterminal kunnen zijn. Op de educatieve tentoonstellingen komen veel kinderen af, met als gevolg dat het er elke dag een ontzettende herrie is. Omdat het glazen museum niet te verduisteren is en nergens plek biedt voor projecties staat het interieur vol met tijdelijke tenten van donkere doeken en houten scheidingswandjes. Geen gezicht. Ondanks de ongemakken hoor je niemand in Valencia met een kwaad woord over het museum. Kritiek wordt weggewimpeld met bezoekersaantallen: acht miljoen sinds de opening in 2000.
Tussen de met water omringde gebouwen is het zelfs op het hete middaguur druk, allemaal toeristen. Het mooist is L'Hemisfèric (de Imaxbioscoop): een met glas overspannen bol, weerspiegeld in het speciaal daarvoor aangelegde bassin eromheen als een oog dat door de bewegende wanden ook werkelijk kan knipperen. Alle toeristen leggen het fotogenieke plaatje vast, maar verder komen ze niet voor de architectuur; ze komen voor Mar Viviente (Levende zee), een 'educatieve' (lees: moralistische) film over de schoonheid van de zee en hoe die door de mens bedreigd wordt, op een doek van negenhonderd vierkante meter.
Veruit het grootste gebouw van CAC is het Palau de les Arts. Voor wie nietsvermoedend vanuit het Middeleeuwse centrum komt gewandeld, doemt de opera in aanbouw (vermoedde oplevering: 2004) op als een onwezenlijk, reusachtig ovalen schaaldier - van 75 meter hoog, 163 meter lang en 87 meter breed, vier zalen met een totale capaciteit 4400 stoelen. Zelfs de Valencianen die er toch elke dag langsrijden met bus, auto of scooter, weten niet wat ze ermee aan moeten; officiële bijnaam is el barco (de boot).
Kroon op de constructie is de pluma (veer) die vanaf zeventig meter hoogte met een gewicht van drieduizend ton zonder ondersteuning ruim honderd meter boven het gebouw zweeft. 'Het grootste zwevende deel dat ooit gebouwd is', volgens architect Fernando Olba. 'Als dit gebouw klaar is, zal er zeker zo veel over gepraat worden als het Guggenheim in Bilbao.'
Hoe indrukwekkend en meeslepend ook, waar Calatrava bouwt is zijn werk omstreden. Zo ook in de Haarlemmermeer. De spectaculaire vormen van de bruggen mogen menig tegenstander er al het zwijgen toe hebben gedaan, toch is het algemene gevoel bij de gemiddelde boer in de polder: waar is het nou toch allemaal voor nodig?
Een aardige kluif voor de gemeente om hen te overtuigen. Want toen de delegatie naar Zürich vertrok, vertelt Heemstra, had de gemeente ook niet verwacht dat Calatrava over een 'sloot van twintig meter' een brug van 140 meter zou bouwen. En zo waren er wel meer 'aanpassingen' van de architect die in functioneel of verkeerstechnisch opzicht 'niet hadden gehoeven'.
De eerste brug rustte hij uit met een extra verbreding voor voetgangers; in plaats van een bescheiden tweebaans brug, splitste hij de weg in twee gescheiden rijbanen. Bij de tweede brug vond Calatrava dat je er ook onderdoor moest kunnen lopen, waardoor de wegen in de aanloop ernaartoe allemaal opgehoogd moesten worden. Dat alles om zijn bruggen een nog imposantere uitstraling te geven.
Calatrava's wil is wet. Bij brug drie, de rotondebrug, moest vanwege de slechte doorstroming van het verkeer alsnog een kruispunt met stoplichten worden aangelegd. De gemeente heeft er alles voor over; een steeds verder uitdijend budget en een ontevreden bevolking - het hoort erbij als je met zo'n wereldberoemde architect in zee gaat.
Om de bevolking te winnen, heeft de gemeente van alles moeten organiseren: symposia, informatie-avonden én een naamwedstrijd. Bij de opening worden de bruggen gedoopt tot de Citer, de Harp en de Luit. Grootste vraag is nu nog of de meester zelf tijd en moeite over heeft om bij de opening aanwezig te zijn. Heemstra: 'We zijn bezig om een lid van het koninklijk huis uit te nodigen voor de opening. Als dat lukt, is de kans groot dat hij komt.' & bullet;

Reacties

Populaire posts van deze blog

Look closely and you'll see Jared Kushner's cynical ‘deal of the century’ for Palestinians in action

Liquidatie advocaat van kroongetuige Nabil B. werd ‘nooit voor mogelijk gehouden’

De moeizame strijd tegen de ongrijpbare glazenwassersmaffia