Een pot, een prins en een project: 20 miljard euro voor 5 jaar
Een pot, een prins en een project: 20 miljard euro voor 5 jaar
Nationaal Groeifonds Een week voor Prinsjesdag presenteerde het kabinet het langverwachte nieuwe miljardenfonds om economische groei aan te wakkeren. Hoe werkt het precies?
Prins Constantijn spreekt over financiering van innovatieve projecten bij de Global Entrepreneurship Summit (GES) in het World Forum. Foto PATRICK VAN KATWIJK/ANP Royal Images
Precies een jaar na de valse start van wat in Den Haag het ‘Wopke-Wiebesfonds’ is gaan heten, werd maandagochtend het nieuwe investeringsfonds gepresenteerd. Met 20 miljard euro voor de komende vijf jaar is het al een stuk concreter dan de summier verwoorde alinea’s in de vorige Miljoenennota. Maar wel ook een stuk minder ambitieus. Minister Hoekstra van Financiën (CDA) herhaalde nog eens dat hij eigenlijk wel 100 miljard in z’n hoofd had voor een periode van twintig tot dertig jaar. Maar de coronacrisis noopte het kabinet de doelstellingen wat omlaag bij te stellen.
Gebroederlijk naast elkaar
Een andere opvallend verschil met vorig jaar: waar de twee verantwoordelijke ministers vorig jaar elkaar nog in de weg zaten over de vraag wie nu toch dit megalomane plan had bedacht, stonden Hoekstra en Eric Wiebes (Economische Zaken & Klimaat, VVD) nu gebroederlijk naast elkaar bij een persconferentie in het Amsterdamse wetenschap- en technologiemuseum Nemo.
Het nieuwe initatief, dat Nationaal Groeifonds is gedoopt, moet nog vóór de nieuwe Tweede Kamerverkiezingen van maart de eerste investeringsprojecten opleveren. Een onafhankelijke adviescommissie, met klinkende namen als wetenschapper Robbert Dijkgraaf, oud-minister Jeroen Dijsselbloem en prins Constantijn vormt de jury over investeringsvoorstellen, die zowel bedrijven als publieke instellingen kunnen indienen. Die commissie moet voorkomen dat de beschikbare miljarden onderwerp worden van politieke wensenlijstjes. Dat bleek een probleem bij eerdere overheidsfondsen.
Wat zijn de precieze stappen die daarvoor gelden?
Stap 1. Mandaat Tweede Kamer
De ministers van Financiën en Economische Zaken & Klimaat (EZK) zullen komend najaar parlementaire toestemming vragen om voor de komende vijf jaar een bedrag van 20 miljard euro te reserveren ten behoeve van het nieuwe fonds. Omdat het geld wordt weggezet buiten de reguliere departementale begrotingen zal de comptabiliteitswet moeten worden gewijzigd, die het budgetrecht voor Eerste en Tweede Kamer regelt.
Hoekstra en Wiebes streven ernaar om in de laatste maanden die het kabinet nog rest concrete investeringsprojecten te kunnen aankondigen.
In principe is de pot met geld gelijkelijk verdeeld over de drie terreinen waarin het kabinet kansrijke mogelijkheden ziet om het verdienvermogen van de Nederlandse economie op lange termijn te verhogen: infrastructuur, kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling & innovatie.
Stap 2. Indienen van voorstellen
Tot 1 november kunnen ondernemers, bedrijven, kennisinstellingen, lagere overheden en „andere partijen uit het veld”, of een combinatie daarvan, investeringsvoorstellen indienen. Die plannen dienen te worden bezorgd bij het departement dat over het specifieke investeringsterrein gaat. Dus een onderzoeksgroep van de TU Delft zal zich moeten melden bij het ministerie van Onderwijs. En als bouwbedrijf Dura Vermeer kansen ziet voor de aanleg van een nieuwe hogesnelheidslijn naar Groningen moet het een brief sturen aan het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat.
Deze vakdepartementen moeten een „onbevooroordeelde en faciliterende rol” spelen, schrijven Wiebes en Hoekstra in een uitgebreide brief over het fonds aan de Kamer. Op het ministerie van EZK zal een strikte scheiding worden aangebracht tussen het loket voor investeringsvoorstellen en de rol die dit departement, samen met Financiën, heeft als beheerder van het investeringsfonds.
De investeringsvoorstellen moeten een minimale omvang hebben van 30 miljoen euro. „Voor kleinere projecten is een (substantieel) effect op het verdienvermogen minder aannemelijk”, aldus de twee ministers.
Stap 3. Het investeringsloket
De departementen geven de ingediende investeringsvoorstellen vervolgens door aan de fondsbeheerders bij de ministeries van Financiën en EZK. Zij toetsen of de plannen voldoen aan de criteria van het Groeifonds. Dat zijn er zeker acht, met nog een aantal subcriteria. Zo moeten de plannen uitgebreid worden onderbouwd op factoren als uitvoerbaarheid, kosten en het in te schatten effect op het bruto binnenlands product. Daarnaast moet het gevraagde geld om een eenmalige, dus niet-structurele investering gaan, die aanvullend is op bestaande private of publieke investeringen of (subsidie)regelingen. Financiën en EZK mogen alleen „binair” kijken naar de lijst met criteria. „Het is expliciet niet de bedoeling dat de fondsbeheerders op basis van hun eigen expertise voorstellen afwijzen of doorverwijzen, dat is aan de commissie.”
Stap 4. Oordeel commissie
Een onafhankelijke adviescommissie, met tien tamelijke zwaargewichten met een wetenschappelijke, economisch of politieke achtergrond, beoordeelt de investeringsplannen op onder meer het effect op het verdienvermogen van de economie, leefbaarheid en uitvoerbaarheid. Dat eerste criterium is het belangrijkst, schrijven de ministers. „Het effect op bbp-groei is leidend”. Als dat niet zo gemakkelijk is in te schatten is dat geen ramp voor de indieners. „Een grotere mate van onzekerheid is op zichzelf echter geen reden om een voorstel niet positief te beoordelen.”
Beide ministers bezweren dat alle voorstellen „langs dezelfde meetlat” worden gelegd en een „eerlijke kans maken”, onafhankelijk wie ze indient of „uit welke regio ze komen.”
Bij het oordeel over verschillende voorstellen zal de commissie rekening moeten houden met „een evenwichtige meerjarige balans tussen de verschillende terreinen”. Het is niet de bedoeling dat er na vijf jaar 18 van de 20 miljard euro in infrastructurele projecten is gestoken.
Stap 5. Oordeel kabinet
Het oordeel van de commissie over de verschillende investeringsprojecten komen via de ‘fondsbeheerders’ van Financiën en EZK op tafel in de ministerraad. Hoewel de adviezen van de commissie „zwaarwegend en leidend” heten te zijn, moet het kabinet de politieke goedkeuring geven voor de uiteindelijke toekenning van geld. Het toetst daarbij bijvoorbeeld nog of een specifiek voorstel wel in overeenstemming is met het regeerakkoord of het klimaatbeleid.
Het kabinet kan op die manier een al goed gekeurd plan alsnog afschieten. Andersom zal het kabinet een afgewezen voorstel niet alsnog goed kunnen keuren.
De regering probeert zo transparant mogelijk te zijn over het besluitvormingsproces. Zo wil het kabinet elk jaar in februari alle toegekende projecten presenteren en de beoordelingen daarvan door de adviescommissie openbaar maken. Dat zal ongetwijfeld tot nadere vragen vanuit de Tweede Kamer leiden, of kritiek van lobbygroepen die zich misdeeld voelen.
Maandagochtend kwamen al meteen kritische reactie op het fonds los. „Erg teleurstellend”, reageerde PvdA-Kamerlid Henk Nijboer. „Het fonds is meer dan gehalveerd en het kabinet komt met geen enkel concreet project.” Vakbond CNV mist „de menselijke factor” in het investeringsfonds en is verbolgen dat zij in de adviescommissie zit. „Hoogst opmerkelijk en een gemiste kans.”
Stap 6.Toekenning budget
Het toegekende geld aan een investeringsproject kan op twee manier ter beschikking worden gesteld. Rechtstreeks vanuit het fonds aan het project. Of indirect met een bijdrage aan het departement dat over het investeringsproject gaat. De aanleg van een nieuw aquaduct zal bijvoorbeeld gefinancierd blijven uit het daarvoor bestaande Deltafonds, dat wordt beheerd door het ministerie van I&W. Het nieuwe Groeifonds zal de toegekende specifieke bijdrage dan aan I&W overmaken.
Stap 7. Geld ophalen op de kapitaalmarkt
Als een investeringsproject eenmaal is goedgekeurd is het niet zo dat het toegezegde geld direct besteed hoeft te worden. Het Agentschap van het Ministerie van Financiën zal de benodigde middelen pas op de kapitaalmarkt ophalen als dat geld daadwerkelijk nodig is. Dat gaat via de gebruikelijke veiling van staatsobligaties. Die liggen, ondanks de huidige negatieve rente, voor Nederland nog altijd goed in de markt. Minister Hoekstra maakt zich dan ook geen zorgen dat de investeringsplannen niet financierbaar zouden zijn.
Het is juist één van de motieven om dat nieuwe miljardenfonds nú op te richten. Zolang de rente ongekend laag staat is geld lenen goedkoop. Op een negatieve rente verdient de schatkist zelfs op nieuwe leningen.
Stap 8. De volgende ronde
Over vijf jaar willen Hoekstra en Wiebes – of hun toekomstige opvolgers – het fonds grondig evalueren om te bezien of de nu bedachte opzet nog altijd de beste werkwijze is. Hoeveel projecten zijn er al gefinancierd? Wat zijn daarvan de resultaten? En werkt het gekozen organisatiemodel zoals bedoeld? Staat de politiek op voldoende afstand?
Op basis daarvan zal het volgende kabinet bepalen of er een nieuwe tranche van 20 miljard – of meer, of minder – aan het parlement moet worden gevraagd. Op die manier, hopen Hoekstra en Wiebes, kan het Nationaal Groeifonds als nog vele tientallen miljarden gaan bevatten, zoals oorspronkelijk beoogd was.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data59768554-9f6786.jpg)
Reacties
Een reactie posten