Tientallen jaren hielp Lies (81) kinderen: ‘Geleerd van mijn ouders, die Joodse onderduikers hadden’

 

PREMIUM
Kleinkinderen Oeds, Madelief en Jepp zijn supertrots op oma Lies Christen-Stol en haar benoeming tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. © Peter Franken

Tientallen jaren hielp Lies (81) kinderen: ‘Geleerd van mijn ouders, die Joodse onderduikers hadden’

Silvester van der Hansz                            
Als klein meisje zag Lies Christen-Stol (81) hoe haar ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog Joodse kinderen als onderduikers hadden. Tientallen jaren deed Christen-Stol er alles aan om Zoetermeerse kinderen ‘die dit hard nodig hebben’ een handje te helpen. Hiervoor ontving zij een Koninklijke onderscheiding.
Het lintje dat Lies Christen-Stol door burgemeester Michel Bezuijen kreeg opgespeld, had ze ook een beetje aan haar moeder te danken. Van haar erfde zij die drang om mensen en vooral kinderen te helpen. ,,Mijn ouders hadden zes Joodse onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar zaten drie kinderen van mijn leeftijd bij. Twee van hen hadden een beperking. Een meisje met het syndroom van Down en een jongetje met een verstandelijke beperking. Het was extra spannend, want de Duitsers zaten naast ons. Wij woonden aan de rand van de duinen in Haarlem en de Duitsers dachten dat de geallieerden via de kust zouden komen. Ze liepen telkens, met het geweer in de aanslag, langs ons huis”, vertelt Christen-Stol.

Ontstekingsmechanisme

Ze werkte ruim 50 jaar in verschillende functies, maar deed daarnaast ook vrijwilligerswerk. Zo was ze 32 jaar in dienst bij Kern Kinderopvang én zette ze zestien jaar geleden stichting Piëzo op, samen met Mirjam van Bijnen. ,,Mijn man vroeg: wat willen jullie nu eigenlijk met die stichting? Wij zeiden: Wij willen iets ontsteken. Onder de mensen, tussen de mensen. Toen kwamen onze mannen op het idee om de stichting Piëzo te noemen, dat is een ontstekingsmechanisme.” 
Pas toen ik het podium op moest, had ik door dat er iets bijzonders zou gebeuren
-Lies Christen-Stol
Piëzo helpt mensen die gedeeltelijk of geheel ‘buiten’ de samenleving staan of dreigen te komen. Dat kan onder meer met taallessen, computercursussen en vrijwilligerswerk. ,,Tijdens mijn tijd bij Kern in Palenstein kwam ik vaak in contact met mensen uit andere landen. Wij voelden dat wij iets moesten doen voor deze mensen. Ik ontfermde mij over hun kinderen. Piëzo was vanaf het begin een succes. Mensen uit benarde situaties willen iets van hun leven maken.”

Aankloppen

Na haar pensioen in 2008 bleef ze nog tien jaar vrijwilliger. Voor vragen of advies kan Van Bijnen echter nog altijd bij haar aankloppen. ,,Als ik ergens mee zit, kan ik het altijd aan Lies vragen”, aldus Van Bijnen. 
Inmiddels beschikt Piëzo over vijftien medewerkers en meer dan duizend vrijwilligers. ‘Dat zijn indrukwekkende aantallen. Had u dit ooit kunnen denken?’, vroeg burgemeester Michel Bezuijen tijdens zijn toespraak bij de lintjesregen in het Stadstheater. 
Peter Franken
© Peter Franken
Voordat Christen-Stol het podium op moest, had ze nog niets in de gaten. ,,Totáál onverwacht”, reageert ze op haar benoeming tot lid in de Orde van Oranje-Nassau. ,,Ik zag opeens mensen van  Wijk en Agent Samen en mijn kinderen. Toch had ik nog niets door. Pas toen ik het podium op moest, begreep ik dat er iets bijzonders zou gebeuren. Maar dat ik een lintje zou krijgen...”
Dat lintje kreeg ze niet zomaar. In 2016 meldde ze zich aan bij Middin om voor te lezen bij mensen met een beperking. Dat deed ze tot corona er een stokje voor stak. Sinds 216 gaat ze ook nog op pad met het team van  Wijk en Agent Samen (WAS). Als lid van WAS trekt ze haar wijk Buytenwegh in om een oogje in het zeil te houden en de wijk veilig te houden. 
Mijn drie katten zeggen niets terug
-Lies Christen-Stol
,,Nadat mijn man overleed, zat ik alleen thuis. Mijn drie katten zeggen niets terug”, zegt ze lachend. ,,En mijn kinderen wonen helaas niet in Zoetermeer. Toen ik een voorlichting over WAS zag, heb ik me meteen aangemeld. Ik zag Buytenwegh veranderen. Ik wil graag betrokken blijven.” Eens in de twee weken gaat Christen-Stol, ondanks haar hoge leeftijd, in de avonduren ‘gewoon’ op pad. ,,Ik word altijd veilig thuis gebracht.”

----------------------------------------------------------------------------------------
Mijn commentaar :
Onzin, want deze mevrouw werd (pas) in 1942 geboren en heeft in die drie jaren daarna, helemaal NOOIT geweten dat de mensen die gedurende de oorlogsjaren bij haar vader en moeder in huis woonden, (Joodse) onderduikers waren.  
Daarnaast leidt haar nadrukkelijke referentie aan de veronderstelde overge-erfde hulpvaardigheids-genen van haar moeder, tot de beledigende valse perceptie, dat haar vader niet minstens net zo veel eer zou toekomen met betrekking tot het risicovolle openzetten van hun woning (eerst aan de Ripperdastraat 11 en later - toen de Haarlemse NSB burgemeester Plekker, dat pand had opgeeist ten behoeve van een bevriende (katholieke) vereniging - aan de Lorentzkade) te Haarlem voor Joodse onderduikers, als haar moeder. In het pand aan de Ripperdastraat had zij - gediplomeerd verpleegkundige - met haar echtgenoot een tehuis opgericht voor de verzorging van ontspoorde adolescente jonge vrouwen.   
Het geven van onderdak aan (Joodse) onderduikers kon overigens alleen maar met enig kans op succes geschieden, indien het verzet haar volle medewerking daaraan had verleend. Immers de noodzaak voor het kunnen beschikken over de dagelijkse primaire levensbehoeftes voor alle inwoners (gezin van zes personen en een aantal onderduikers) deed zich in dit soort situaties vooral gevoelen door het feit, dat de buitenwereld ten koste van alles onkundig moest worden gehouden van de extra behoefte aan bonkaarten voor alle bewoners bij voorbeeld.  
De vrouw des huizes heeft gedurende het laatste oorlogsjaar dan ook (in het gezelschap van haar oudste zoon (geboren in 1933)) verschillende "hongertochten" naar het platte land van Noord-Holland ("over het Kanaal") ondernomen, om de schijn op te houden van het bestaan van slechts een gezin (van zes personen).   Het was overigens hun toenmalige huisarts Sorgdrager ("de vader van Kees"), die zorg had gedragen voor het feit, dat de onderduikers bij de betreffende familie werden ondergebracht.  
Diezelfde huisarts heeft in die oorlogstijd eveneens in overleg met de bewoners en andere leden van de betrokken verzetsmensen (die bij voorbeeld de benodigde extra bonkaarten verzorgden) ad hoc een noodplan moeten opstellen, toen een van de onderduikers zo ernstig ziek was geworden, dat voor haar leven moest worden gevreesd. De oplossing werd gevonden in het begraven van de overledene in de tuin van het perceel, indien zij het niet zou hebben overleefd. 
Een ander saillant detail bestond uit het feit, dat de hoekwoning (no.12) van de straat (de Doverstraat), die haaks stond op de hoekwoning waar het gezin toen woonde - feitelijk de buurwoning, want de zolder van  bijbehorende garage van no.12 was letterlijk tegen de woning op de Lorentzkade aangebouwd - was gevorderd door de Duitse Wehrmacht die daar was ingekwartierd, in het kader van de Atlantikwall, een verdedigingslinie ingeval van een geallieerde invasie. Zo was langs de Lorentzkade een aanvankelijke boerensloot, verdiept en verbreed tot een anti-tankgracht, waarbij de vrijgekomen grond was gebruikt om een primitieve schuilkelder te construeren.

Het land aan de overkant van de tankgracht was in die tijd - door de familie Kol - ingericht als gebied voor groententeelt, maar was in het kader van diezelfde Atlantikwall tot aan het landgoed Elswout - dat tijdens WOII onderdak bood aan de Duitse onderzeedienst - door de bezetter onder water gezet. Haar moeder echter kon de verleiding niet weerstaan en probeerde op enig moment iets van de onder water staande groentes op dat land te bemachtigen. Echter, omdat het gebied grotendeels uit zand bestond, was het land veranderd in drijfzand waar zij direct in wegzakte.  Zij kon gelukkig nog net op tijd worden gered door de groente-teler Kol, die haar overigens tevoren had gewaarschuwd voor het drijfzand en de gevaren daarvan.  
Toen op dolle dinsdag (5 september 1944) het Wehrmacht-garnizoen spoorslags op de vlucht was geslagen, nam het echtpaar Stol een kijkje in de voornoemde garage, alwaar de keuken van de militairen was ingericht.  Zij troffen daar tot hun stomme verbazing een grote ketel met dampende erwtensoep aan.  Moeder Stol besliste direct heel pragmatisch, dat het gezin en onderduik-aanhang van deze gelegenheid gebruik zouden maken, terwijl de vader heel principieel uitsprak dat hij daar in ieder geval geen hap van zou nemen. 
Naast het bestaan van een Duitse bewakingseenheid in een gevorderd pand in de Doverstraat no.12 en de tankgracht was de doorgang (een brug) van het De Ruyterplein naar de Vlaamseweg - nadat het daar achterliggende Ramplaankwartier / Tuinwijk tot Sperrgebiet was uitgeroepen en de bewoners waren geevacueerd - dichtgezet met een muur van gewapend beton (die in de volksmond de Mauer-muur wed genoemd). Nog heden ten dage zijn restanten van eenzelfde betonnen Noord-Zuid muur in het huidige duingebied terug te vinden (zoals bij de manége de Bokkedoorns). 
In diezelfde straat (i.c. de Doverstraat 6 en 10, waarvan de achteringang grensde aan dezelfde achteringang van het pand met de onderduikers aan de Lorentzkade) woonden eveneens twee gezinnen, waarvan de ene man lid was van de NSB (Van Loon op nr. 10) en de andere (zo bleek pas na de oorlog) lid was van een Duitse geheime dienst (Lenselink op nr. 6). 
Beide gezinnen werden na de oorlog geinterneerd, en beide gezinnen mochten daarna gewoon weer op hun oude adres terugkeren. Dit, terwijl de gezinnen wiens huis gedurende WOII door de Duitse bezetter was gevorderd en daar na WOII door het Verzet / de BS  waren gehuisvest, na de terugkeer van beide gezinnen die met de bezetter hadden geheuld, weer ruecksichtlos op straat werden gezet.

Een andere bizarre gebeurtenis heeft zich tijdens de oorlog afgespeeld in het pand aan de Ripperdastraat 11 : Gedurende een razzia werd de woning bezocht door militairen van de bezetter. Een aldaar door zijn (Joodse) ouders ondergebrachte baby, huilde tijdens de inval zo hard, dat zijn onderduikouders zich genoodzaakt voelden, om de jongen uit zijn bed te halen en naar de woonkamer te brengen om hem te troosten.  
Een van de Duitse militairen - een jonge soldaat van de Wehrmacht - nam de jongen vervolgens op zijn schoot en werd daarop direct emotioneel, omdat die jonge jongen hem deed denken aan zijn eigen jonge kind, dat hij in Duitsland had moeten achterlaten. Gelukkig plaatste hij en zijn metgezellen geen vraagtekens bij het feit, dat de donkere haren van die jongen - die werd geintroduceerd als een van de gezinsleden - nogal opvallend afweken van de haarkleur van de andere kinderen van het gezin. 
Die jongen overleefde WOII gelukkig wel en werd door zijn ouders, die de oorlog eveneens hadden overleefd, na de oorlog weer opgehaald, ook al wilde de jongen, die uit veiligheidsoverwegingen was wijsgemaakt dat hij een van de kinderen uit het gezin van het echtpaar was, helemaal niet met zijn biologische ouders mee. 
Zijn ouders - en zijn oudere zusje - hadden de oorlog dus eveneens overleefd, zij het dat zij aanvankelijk wel waren afgevoerd naar Bergen-Belsen, maar daar overleefden, omdat hen een beschermde status werd toegekend, aangezien de opportunistische nazi's, de ouders - toentertijd naar verluidt komende uit het LoN-UK mandaatgebied "Palestina" - gebruikten als gijzelaars voor het geval van een gevangenenruil met de gallieerden, waardoor het gezin in een apart deel van het kamp werd ondergebracht, alwaar het door de nazi's bewust in leven werd gehouden. 
De jongen verhuisde na enige tijd toch met zijn echte ouders naar Zweden en daarna naar Zwitserland. Hij volgde later in Nederland een vreemde talen gerelateerde opleiding en trad na verloop van tijd in dienst van het landsbestuur van het toen pas opgerichte "Israel". De man - een fervent Likud aanhanger - zou gedurende zijn werkzame leven uiteindelijk onder meer dienen als ambassadeur in Canada en Europa, alwaar hij zich altijd een prominent lid van de Eretz-Israellobby heeft getoond. 
Een ander voorval tijdens die onderduik-periode bestond uit het feit, dat een van de onderduikers - een ongetrouwde Joodse vrouw met een jong kindje - aan een ernstige psychiatrische aandoening bleek te lijden. Een van de kenmerken van die aandoening was het feit, dat zij bij voortduring schreeuwende geluiden voortbracht, waardoor zij door het Verzet werd geacht, een accuut gevaar voor de overige onderduikers te zijn.  
De vrouw des huizes werd daarom door het Verzet belast met de verschrikkelijke, want hartverscheurende opdracht, om deze jonge vrouw naar de Westergracht te begeleiden, alwaar met de regelmaat van de klok de vele treinen werden gerangeerd, die richting de Duitse werk- en vernietigingskampen reden. Daar werd de vrouw door haar op de goederentrein naar Duitsland gezet en zij heeft de oorlog niet overleefd. 
Yad Vashem werd (pas) in 2011 toegekend, lang na het verscheiden van het echtpaar.


Hieronder de naam van de RK vereniging, die met behulp van de Haarlemse NSB burgemeester Plekker, de beschikking kreeg over het pand aan de Ripperdastraat 11, waardoor het (vergelijkbare) project van het echtpaar Stol tot een voortijdig einde werd gebracht. 



Reacties

Populaire posts van deze blog

Look closely and you'll see Jared Kushner's cynical ‘deal of the century’ for Palestinians in action

Liquidatie advocaat van kroongetuige Nabil B. werd ‘nooit voor mogelijk gehouden’

De moeizame strijd tegen de ongrijpbare glazenwassersmaffia