‘Ondergrondse historici’ strijden tegen geschiedvervalsing in China
- Link ophalen
- X
- Andere apps
© Follow the Money
Wie het verleden controleert, controleert de toekomst. Dit geldt in het huidige China meer dan ooit. Onder Xi Jinping ontdoet het land zich van alle zwarte bladzijden uit zijn geschiedenis. Maar ondanks strenge censuur en surveillance durven steeds meer Chinese onderzoekers het duistere verleden van de Partij aan de kaak stellen.
- Overal ter wereld proberen machthebbers de geschiedenis naar hun hand te zetten. Maar de mate waarin China dit doet is ongeëvenaard.
- Onlangs verscheen Sparks. China’s Underground Historians and Their Battle for the Future, van Ian Johnson. Dit boek beschrijft hoe machthebbers in China door de jaren heen de geschiedenis van het land proberen te herschrijven.
- De Communistische Partij China beschikt vandaag de dag over een leger aan geschiedschrijvers, filmmakers en journalisten die de partijversie van de geschiedenis verspreiden.
- Hiertegenover staan, wat Johnson noemt, ‘ondergrondse historici’: Chinezen die – tegen de partijlijn in – de geschiedenis documenteren en de waarheid naar buiten brengen. Het is aan hen te danken dat de echte geschiedenis van het land blijft worden verteld.
- FTM-redacteur Siem Eikelenboom las het boek en concludeert: Sparks is een van de belangrijkste boeken over China van de afgelopen tijd.
De Chinese influencer moest diep door het stof. Wang Gang, die op Weibo live gerechten klaarmaakt, toonde op 27 november zijn volgers hoe hij een rijstgerecht met gebakken ei klaarmaakt. Dit kwam hem duur te staan. Wang had over het hoofd gezien dat dit gerecht uiterst gevoelig ligt bij het nationalistische deel van de bevolking. Enkele dagen later beloofde de kok zijn volgers dat hij het gerecht nooit meer zou bereiden.
De ophef heeft te maken met het lot van Mao’s oudste zoon, Mao Anying, die tijdens de Koreaanse oorlog op 28-jarige leeftijd sneuvelde. Volgens een apocrief verhaal zou Mao Anying overdag in open veld op een vuurtje het gerecht hebben bereid. Dat werd gezien door een Amerikaanse bommenwerper die hem zo kon uitschakelen.
Een zoon van de nog altijd aanbeden Grote Roerganger die zo’n blunder begaat, dat kan natuurlijk niet. Bovenstaand verhaal over Wang Gang deed het goed in de Westerse media, die de ophef toeschreven aan de nationalistische gevoelens van de Chinezen. Wat niet werd verteld, is dat de dood van Mao Anying op een officiële censuurlijst staat. Die werd in 2016 opgesteld door het Cyberspace Administration of China, de almachtige waakhond en censor van het Chinese internet.
Enkele andere verboden onderwerpen op de lijst, zijn:
- De Lange Mars van het Rode Leger (1934-1935) was korter dan officieel beschreven.
- Het Rode Leger meed tussen 1937 en 1945 de confrontatie met het Japanse leger dat grote delen van China bezet had.
- De Verenigde Staten plande tijdens de Koreaanse oorlog in de jaren vijftig helemaal geen aanval op China (waardoor dus de Chinese invasie van Korea niets met zelfverdediging te maken had).
- De dagboeken van de Chinese soldaat Lei Feng, de grootste held van de Communistische Partij, zijn vals (want in feite geschreven door partijfunctionarissen).
Overal ter wereld wordt de geschiedenis door machthebbers vervormd en misbruikt om hun macht te legitimeren. Maar in open samenlevingen is er ruimte om steeds weer opnieuw en met nieuwe invalshoeken naar de geschiedenis te kijken. Om dicht bij huis te blijven: de laatste jaren verschijnen veel onthullende boeken en rapporten over het Nederlandse slavernijverleden, het koloniale verleden en de politionele acties in het voormalig Nederlands-Indië.
Pijnlijke feiten komen daarin boven water, maar ze zijn essentieel voor het Nederlandse zelfbeeld en vormen belangrijke lessen voor de toekomst.
In China is geen sprake van een open samenleving. Eind jaren ’80 leek het land zich wat meer open te stellen, maar onder de huidige president Xi Jinping oefent de Partij steeds meer controle uit. Niet alleen op het leven van Chinezen vandaag de dag, maar ook op de geschiedenis.
De geschiedenis herschreven
‘Het belang dat aan geschiedenis wordt gehecht is waarschijnlijk nergens zo groot als in China waar van oudsher veroveraars en keizers schrijvers inhuurden om de geschiedenis in hun voordeel te herschrijven.’ Dit schrijft de voormalige Amerikaanse China-correspondent Ian Johnson in zijn nieuwe boek Sparks. China’s Underground Historians and Their Battle for the Future.
De huidige leiders van communistisch China ontlenen de legitimiteit van hun macht aan de recente geschiedenis. Die bepaalt hoe er tegen hen wordt aangekeken; nu en in de toekomst. Dit belang van het verleden, maakt dat soms de partijgeschiedenis moet worden gekuist. Verhalen over interne twisten, zuiveringen en wanbeleid komen nu eenmaal niet van pas.
In zijn boek laat Johnson zien hoe dit systeem functioneert. Waar de vroegere keizers het moesten doen met enkele mandarijnen, heeft de communistische partij tegenwoordig een waar leger aan geschiedschrijvers, filmmakers en journalisten in dienst die de partijversie van zowel de oude als de moderne geschiedenis verspreiden. Dankzij hen bepaalt de partij de inhoud van films, televisiedocumentaires, populaire geschiedenisbladen, videogames en zelfs schoolboeken. Die laatste worden ook verspreid onder Chinezen in het buitenland en belanden bijvoorbeeld op Chinese weekendscholen, zoals Follow the Money en RTL Nieuws recent nog aantoonden.
Ian Johnson
Ian Johnson (1962) studeerde in 1984 en 1985 in China. Van 1994 tot 2001 werkte hij als correspondent China voor de Baltimore Sun en The Wallstreet Journal. In 2008 keerde hij terug naar China om zich te wijden aan langer lopende journalistieke projecten voor de New York Times en The New Yorker.
In 2001 won hij een Pulitzerprijs voor zijn reportages in The Wallstreet Journal over de onderdrukking van de Falun Gong door de Chinese overheid.
In 2004 verscheen zijn boek Wild Grass, waarin hij beschrijft hoe gewone mensen in het autoritaire China opkomen voor hun rechten. In zijn boek Souls of China (2017) onderzoekt hij de heropleving van religie in het land.
Johnson is tegenwoordig verbonden aan de Amerikaanse denktank Council on Foreign Relations in New York.
Het verspreiden van een gekuiste versie van de geschiedenis is een van de hoofddoelen van het immense Chinese propaganda-apparaat. De afgelopen dertig jaar heeft de partij door het hele land tienduizenden musea en gedenk- en herinneringsplekken opgericht om de geschiedschrijving te ondersteunen. De Chinees-Amerikaanse hoogleraar Zheng Wang schrijft niet voor niets dat het Chinese volk leeft in een woud van monumenten: ‘Hoewel mensen overal ter wereld hun nationale monumenten koesteren, is de bijzondere inspanning die de Chinese overheid sinds 1991 heeft geleverd om gedenkplaatsen te bouwen en deze te gebruiken voor ideologische heropvoeding ongeëvenaard.’
Het tegengaan van China’s geschiedvervalsing lijkt een onbegonnen zaak. En toch is dat wat enkele Chinezen steeds weer doen. Ian Johnson noemt ze in zijn boek ‘ondergrondse historici’. Sinds 2013 volgt hij ze, heeft hij ze bezocht en geïnterviewd. Het resultaat is Sparks, een van de belangrijkste boeken over China die de afgelopen tijd zijn verschenen.
Ondergrondse historici
Eind jaren vijftig werden leden van de Chinese Communistische Partij die volgens partijvoorzitter Mao en zijn kliek rechtse denkbeelden zouden hebben tewerkgesteld in kampen. Ze werkten er veelal aan volstrekt nutteloze projecten, zoals het graven van kanalen tussen opgedroogde rivieren.
Een zo’n kamp was Jianbiangou, diep in het westen van Binnen-Mongolië aan de rand van de Badain Jaran woestijn. Reisgidsen beschrijven het gebied als de mooiste woestijn op aarde, maar met een gemiddelde temperatuur overdag van tussen de 33 en 42 graden Celsius was het voor de gevangenen een hel.
Hekken rond het kamp ontbraken omdat ontsnappen nutteloos was. De gevangenen kregen nauwelijks te eten. Zo weinig, dat ze om te overleven hun dode kampgenoten opaten. Van de 3000 gevangenen die naar het kamp werden gestuurd, kwamen er 2500 om.
De moderne techniek werkt in het voordeel van de nieuwe generatie ondergrondse historici
Jianbiangou bestaat niet meer. Op het terrein bevindt zich tegenwoordig een boomkwekerij. Recent is het gebied door de Chinese overheid benoemd tot militair gebied en mag geen mens er meer komen.
De gruwelijke geschiedenis van Jianbiangou en vele soortgelijke kampen is in partij-annalen niet te vinden. Dat de naam en de historie van dit kamp bekend zijn, is te danken aan de feministische wetenschapper en documentairemaker Ai Xiaoming.
Xiaoming is een van de ‘ondergrondse historici’ die Johnson in zijn boek opvoert. In 2014 besloot ze om, buiten de overheid om, de getuigenissen van de schaarse overlevenden van kamp Jiabiangou vast te leggen op film. Een kleine digitale camera, goedkope stabilisatiesoftware en een laptop was alles wat ze gebruikte. Met behulp van een VPN-verbinding wist ze de strenge censuur op internet te omzeilen.
Dit is een belangrijke boodschap die Johnson zijn lezers wil meegeven: hoewel de overheid nu nog machtiger is dan ten tijde van Mao; het is onmogelijk om alles wat op het Chinese internet verschijnt te controleren. Tegen de tijd dat de censor een website heeft gesloten of publicatie verboden, is de informatie al verspreid. De moderne techniek werkt in het voordeel van de nieuwe generatie ondergrondse historici.
Voor zijn boek sprak Johnson onder andere met ondergrondse historici die de Culturele Revolutie bestuderen, maar de nadruk legt hij op gebeurtenissen die plaatsvonden op het platteland. ‘Hoewel de Culturele Revolutie belangrijk is in de geschiedenis van de CCP, voel ik in het Westen een wat ongezonde, exclusieve nadruk op die periode,’ zegt hij in een eerder gesprek met The Wire China.
Over de Culturele Revolutie is veel vastgelegd. De grootschalige vernietiging van cultureel erfgoed en de vervolging van en moord op de elite vond plaats in steden waar mensen de gebeurtenissen hebben vastgelegd op film of foto. Intellectuelen die het overleefden, schreven memoires en smokkelden die naar het Westen.
Levend begraven op eigen erf
Andere, minder goed gedocumenteerde, gebeurtenissen waren minstens zo belangrijk, stelt Johnson in Sparks. Hij beschrijft de campagne tegen de landheren in het begin van de jaren vijftig. Volgens de propagandamachine van de CCP werd tijdens die campagne land van rijke boeren afgepakt en verdeeld onder arme boeren. Johnson stelt dat er in feite van vrijwel iedereen land werd afgepakt, ook van keuterboertjes die soms levend werden begraven op hun eigen erf. Hij spreekt van een genocidaal beleid, gericht op het uitmoorden van de landadel – de geletterde klasse die tot 1949 het land had geleid. Hun dood maakte de weg vrij voor de communisten om hun macht op het platteland te vestigen.
Mao’s campagne om China versneld te industrialiseren, bekend geworden als de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961), wordt door historici als ronduit rampzalig beschouwd. Op het platteland moest al het metaal worden omgesmeed tot staal. Van pannen tot landbouwwerktuigen: alles werd gesmolten in krakkemikkige oventjes met als resultaat: ijzer en staal van zeer slechte kwaliteit en een groot tekort aan landbouwwerktuigen.
Het schaarse graan werd verkocht aan het buitenland om de industrialisering te bekostigen. Boeren ontvluchtten het platteland en trokken naar de stad. Het leidde tot de grootste, door wanbeleid veroorzaakte, hongersnood uit de geschiedenis. Naar schatting tussen de 10 en 40 miljoen mensen vonden de dood.
Onderzoek naar deze bladzijde uit de Chinese geschiedenis is door de CCP verboden. De archieven zitten potdicht. Dat we toch op de hoogte zijn over deze periode, is volgens Johnson grotendeels te danken aan ondergrondse historici, zoals de mensen achter Vonk, een handgeschreven blad dat in 1960 slechts tweemaal in zeer kleine oplage verscheen.
Vonk werd gemaakt door veertig studenten van Lanzhou University die in 1959 als ‘rechtsen’ waren aangemerkt en naar het platteland gestuurd om daar te werken. Daar zagen ze met eigen ogen hoe met name kinderen en ouderen ten prooi vielen aan de hongersnood.
Een van de studenten, een overtuigd communist, schreef over de ramp een brief naar het partijblad Rode Vlag in het naïeve geloof dat de partij graag wilde weten wat zich op het platteland afspeelde. Een paar maanden later werd hij opgepakt en ernstig mishandeld.
De andere studenten waren ontgoocheld: als een loyaal partijlid al werd mishandeld voor het melden van een misstand, hoeveel interesse heeft de partij dan in de waarheid?
Met primitieve middelen maakten ze in januari 1960 een blad waarin ze kritiek leverden op de partij die de boeren uitbuitte. Het handgeschreven blad werd in kleine kring verspreid.
Enkele maanden later verscheen het tweede nummer. De studenten wilden er een serieuze, regelmatig verschijnende publicatie van maken, maar voor het zover kon komen, sloeg de overheid keihard terug. De meeste studenten kregen lange gevangenisstraffen opgelegd en drie van hen werden in hun cel vermoord. Alle exemplaren van Vonk werden in beslag genomen. Het blad en de makers raakten in de vergetelheid.
Houtsnedes tonen de verschrikkingen
Tot eind jaren zeventig. Na Mao’s dood probeerde de partij mensen die onder zijn regime ten onrechte waren vervolgd te rehabiliteren. Sommigen kregen de gelegenheid om hun zaakdossier in te zien. Een van de oprichters van Vonk, die veertien jaar had vastgezeten, maakte daar gebruik van. Tot haar verrassing trof ze in haar dossier de twee complete nummers van het blad en veel correspondentie aan. Heimelijk maakte ze van alles kopieën die ze gebruikte als basis voor haar memoires. Dat boek belandde in de handen van de ondergrondse filmmaker Hu Jie die in 2013 de documentaire Vonk maakte die hij via internet verspreidde.
Johnson besteedt in zijn boek veel aandacht aan Hu Jie, die behalve filmmaker ook een belangrijk beeldend kunstenaar is. Met zijn schilderijen en houtsnedes, die hij maakt op basis van gesprekken met getuigen van de boerenonderdrukking, probeert Hu Jie de verschrikkingen van de hongersnood te verbeelden.
Het is zijn poging om de geschiedenis die niet mag worden verteld levend te houden. Volgens Ian Johnson kent de CCP sinds haar oprichting in 1921 een verleden van interne twisten, zuiveringen, corruptie en machtsmisbruik. Van dat verleden is vrijwel niets te vinden in de officiële geschiedschrijving.
In 2021 introduceerde China op instigatie van president Xi Jinping een officiële partij-geschiedenis. Deze door de partij goedgekeurde geschiedenis wijdt aan het Tiananmenprotest (waar naar schatting een miljoen mensen aan deelnamen; het beeld van ‘Tankman’ ging de hele wereld over) slechts enkele regels. Er was sprake van ‘een politieke verstoring, aangezet door door anti-communistische krachten uit het buitenland.’ Dankzij steun van volk en partij kon de regering daar een einde aan maken.
Om het belangrijke werk van de ondergrondse historici voor een groter publiek toegankelijk te maken publiceerde Johnson online de China Unofficial Archives. Hier is bijvoorbeeld de eerste aflevering van het protestblad Vonk als pdf te downloaden. Ook de documentaire die Hu Jie over Vonk en zijn makers maakte, is in zijn geheel te zien. De lancering van deze archieven is op Youtube terug te zien.
Meer ruimte besteedt hij aan Hong Kong, decennialang een plek waar ondergrondse historici hun werk konden publiceren. Van die vrijheid is in Hong Kong weinig meer over. In 2010 begon de douane op het vasteland de bagage van alle reizigers die van het eiland kwamen te controleren op ‘verboden’ boeken. In 2013 ‘verdween’ de 72-jarige uitgever Yiu Mantin tijdens een bezoek aan Shenzhen. In 2014 werd hij veroordeeld tot tien jaar cel. Hierna volgde een golf aan ontvoeringen en detenties van journalisten, uitgevers en boekhandelaren.
Johnson beschrijft hoe na een relatieve periode van openheid, waarin in ieder geval vragen konden worden gesteld over de Culturele Revolutie, sinds 2010 (dus nog voor het aantreden van Xi Jinping) een geheel andere wind is gaan waaien. Onder Xi is de ruimte voor eerlijke geschiedschrijving en publiek debat nog verder geslonken en is de censuur versterkt. Johnson: ‘Sinds de jaren zeventig is de controle niet meer zo sterk geweest. Dit zijn donkere tijden.’
Toch is de Amerikaan optimistisch. In zijn boek stelt hij dat de CCP er decennialang in slaagde de bevolking rustig te houden omdat de economie alsmaar groeide en veel mensen er in materieel opzicht flink op vooruit gingen. Nu de economie stagneert, de werkloosheid toeneemt en de ongelijkheid nergens ter wereld zo groot is als in het ‘communistische’ China, kan het werk van de ondergrondse historici erg belangrijk zijn: ‘Het is een boodschap voor aankomende generaties: ze laten de Chinese bevolking zien dat zelfs in de donkerste tijden niet alle burgers zich conformeerden aan het regime.
‘Als de partij nooit lering trekt uit haar fouten, waar leert ze dan wel van?’
Het is weliswaar maar een klein groepje mensen dat ervoor strijdt de geschiedenis van het moderne China te behouden, maar die kern wordt wel omringd door een veel grotere groep mensen die ze bijvoorbeeld financieel steunen en bijeenkomsten organiseren.
Johnson laat zien dat er zelfs onder leden van de CCP steun is voor de ondergrondse historici. In zijn interview met The Wire China geeft hij hiervoor de verklaring: ‘Op school en de universiteit zit je in de cocon van het staatsonderwijs. Maar als je vervolgens een baan krijgt, ontdek je hoe het er binnen een eenpartijstaat echt aan toegaat. En dan ga je op zoek naar alternatieve verklaringen.’
Steeds meer Chinezen zien volgens Johnson in dat het Partijmonopolie op het verleden de wortel is van de huidige autoritaire malaise. In hun ogen begrijpen te veel Chinezen de huidige problemen niet omdat de Partij een verkeerd beeld van het verleden geeft. ‘Mensen die zijn opgegroeid met het idee dat de CCP een sleutelrol vertolkte in de strijd tegen Japan, aan de macht kwam dankzij de grote steun van de bevolking en wordt geleid op basis van meritocratie, zullen moeilijk kunnen begrijpen waarom er in China steeds sprake is zuiveringen, corruptie en politiek geweld,’ schrijft hij. ‘Als de partij nooit lering trekt uit haar fouten, waar leert ze dan wel van?’
Dat de CCP op grote schaal haar geschiedenis saneert is niets nieuws en al eerder in boeken beschreven. Wat Sparks zo bijzonder maakt, is dat Ian Johnson voor het eerst China’s ondergrondse historici en hun helpers voor het voetlicht haalt en uitgebreid portretteert. Zijn boodschap is hoopvol: zelfs in een techno-totalitaire staat is het mogelijk om de waarheid te achterhalen én te verspreiden. Het Westerse beeld dat er in China geen oppositie is, klopt volgens Johnson dan ook niet.
Ian Johnson: Sparks. China’s Underground Historians and their Battle for the Future (Uitgeverij Allen Lane, 2023)
- Link ophalen
- X
- Andere apps
Reacties
Een reactie posten