"Niet namens mij"
Het is confronterend, vindt Margalith Kleijwegt, om als joodse Amsterdamse in te moeten zien dat Israël niet langer een land is om trots op te zijn. Als dan ook nog ‘de joodse gemeenschap’ zich uit frustratie naar binnen keert, komt het besef: er wordt niet namens mij gesproken.
Een niet-joodse kennis vroeg me eens wanneer ik van plan was om terug naar Israël te gaan. Terug naar Israël? Hoezo? De vragensteller ging er voetstoots van uit dat ik eigenlijk dáár hoorde en niet hier. Ik schrok zo dat ik niet informeerde hoe hij bij die gedachte kwam, maar stamelde dat ik er niet over peinsde om naar Israël te verhuizen. Ik was hier geboren en getogen; wat moest ik in hemelsnaam in Israël?
Het incident gaf me een gevoel van ongemak en herinnerde me aan de woorden van Arnon Grunberg die in Het Parool uitlegde dat, zelfs al zou je dat willen, assimilatie onmogelijk was: ‘Ik beken Joods te zijn omdat ik toch wel als zodanig zal worden ontmaskerd. Ik beken Jood te zijn om de geschiedenis van mijn ouders en mijn ouders zelf niet te verloochenen.’
Oftewel: joods zijn was onontkoombaar. Daarbovenop was er het beladen verleden van onze ouders en vermoorde familieleden dat verplichtte. De kunst was te leren hoe je je tot die erfenis moest verhouden.
De van huis meegekregen opdracht om op te staan tegen antisemitisme en racisme heeft me mijn hele leven behoorlijk beziggehouden. Het belang van rechtvaardigheid en moed, en de afkeer van slachtofferschap was er door mijn moeder ingeramd. Zij was een bekende tv-persoonlijkheid en kreeg tijdens haar carrière regelmatig te maken met grove antisemitische verwensingen die bij ons thuis voor de nodige ontreddering zorgden.
Haar laatste televisieprogramma, uitgezonden vlak voor haar dood in 2001, was de documentaire Zonder Rabbinaal Toezicht, waarin ze zich de vraag stelde wie of wat nu precies ‘De Joodse gemeenschap’ was. Ze sprak met rabbijnen, historica Evelien Gans, jongens met een Marokkaanse achtergrond en Ajax-supporters. De rode draad was haar eigen geschiedenis en haar loyaliteit, ondanks haar tegenstrijdige gevoelens, aan de groep.
Haar conclusie was dat dé joodse gemeenschap gewoonweg niet bestaat. Cijfers staven die bewering, van de circa 40.000 joden in Nederland zijn er ongeveer 6000 aangesloten bij een liberaal of orthodox kerkgenootschap, de rest is ongebonden en zoals ikzelf, joods op zijn of haar eigen manier.
Vanzelfsprekend beangstigden de beelden uit de nacht van 7 op 8 november me, ik raakte lichtelijk in paniek toen ik het woord ‘jodenjacht’ hoorde en de impact van de video waarop een jonge man in een kort beige jasje in een steegje op de grond lag te kreunen was immens. Ik was bang.
Later, toen de rol van de Maccabi-supporters duidelijk werd, vroeg ik me vooral af hoe het in godsnaam mogelijk was dat ze met zovelen hier naartoe waren gekomen. Terwijl de afschuw over de oorlog die Israël voert hier in het afgelopen jaar alleen maar is toegenomen. Was die gastvrijheid niet vragen om moeilijkheden?
Pas in de nasleep van de tragedie op 7 oktober, toen Hamas een ongekende slachting aanrichtte op onschuldige Israëlische burgers, liet ik beetje bij beetje tot me doordringen wat de rol van Israël in dit conflict was. Tot die tijd probeerde ik tegen beter weten in de scherpe kantjes eraf te halen. Vermoedelijk struisvogelpolitiek, ik wilde de tragische realiteit, namelijk dat Israël veel van haar krediet heeft verspeeld, niet onder ogen zien. Mijn moeder overwoog vlak na mijn geboorte met de boot naar Israël gaan, in de veronderstelling dat we daar veilig zouden zijn. Stel dat ze had doorgezet, had ik daar nu gewoond, realiseer ik me. Het is voor alle joden confronterend en akelig om in te moeten zien dat Israël niet langer een land is om trots op te zijn en dan druk ik me zwak uit. Deze waarheid onder ogen zien, ervaar ik als tergend langzaam rouwproces.
Inmiddels zijn mijn oogkleppen dus af en die nieuwe staat van zijn maakt het leven er niet makkelijker op. Het doet mij pijn om hardop te moeten zeggen dat wat Israël doet vreselijk is en dat ik weinig hoop heb op een goede afloop. De situatie lijkt alleen maar erger te worden, nu de kritische kwaliteitskrant Haaretz is geboycot, wordt ook de persvrijheid aan banden gelegd.
Antisemitisme is, mede als gevolg van wat Israël in Gaza en op de Westbank aanricht, aan een opmars bezig. Wat opvalt is de steeds vaker voorkomende begripsverwarring tussen joods en Israëlisch. Er wordt terecht op gehamerd dat het om twee verschillende zaken gaat en dat een jood hier niet verantwoordelijk is voor de politiek daar. Hou die twee goed van elkaar gescheiden, wordt er met klem geroepen. Maar in de praktijk blijkt dat nog niet zo makkelijk.
Recent werd er bij de Stopera een demonstratie tegen antisemitisme gehouden, mede georganiseerd door het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en het Centraal Joods Overleg (CJO), de officiële koepel en belangenbehartiger van joodse organisaties in Nederland. Toen ik er een kijkje ging nemen leek het meer een pro-Israël bijeenkomst dan een manifestatie tegen antisemitisme; dit werd mede veroorzaakt door de zee aan Israëlische vlaggen die de betogers hadden meegebracht en de gevoelige Israëlische muziek die werd uitgevoerd.
Er waren honderden christenen voor Israël bij de Stopera aanwezig en er spraken zowel rabbijnen als dominees die allemaal in de bres sprongen voor ‘onze joden’. Eigenlijk miste alleen Geert Wilders als belangrijke hoeder van de staat Israël; de man die zegt joden te zullen beschermen en die al jarenlang nauwe banden met de Israëlische premier Netanyahu onderhoudt.
‘Wilders en de zijnen zetten joden in als instrument tegen de islam’, schreef historica Evelien Gans al in 2015 in de Volkskrant. In zijn strijd tegen de islam paste het toen al in zijn agenda om joden als slachtoffer van een islamitische ‘pogrom’ te zien. Bij antisemitische uitingen door jongens met een Marokkaanse achtergrond is Wilders tegenwoordig van plan de daders bij kop en kont het land uit te zetten, ook al zijn ze hier geboren en getogen en ook al hebben ze een Nederlands paspoort. Nogal logisch dat zijn absurde voornemens grote onrust veroorzaakten in gezinnen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond.
Hoewel ik zeer tegen antisemitisme ben, werd de demonstatie bij de Stopera duidelijk niet in mijn naam gehouden en ik vermoed ook niet in naam van duizenden andere ongebonden joden die sinds de oorlog in Gaza zich krachtig van het Israëlische beleid willen distantiëren. Maar die wél met antisemitisme te maken krijgen en lang niet altijd uit islamitische hoek waar de joodse organisaties nu vooral op tamboereren.
Ik kreeg zelfs last van plaatsvervangende schaamte toen oud-wethouder Rob Oudkerk tijdens diezelfde demonstratie bij de Stopera tekeer ging tegen onze verstandige, empathische en krachtige burgemeester Halsema. Oudkerk riep met ingehouden emotie dat het de schuld van Halsema was dat ze niet met al die Israëlische vlaggen op de Dam stonden. (De driehoek had dat verboden in verband met de veiligheid op een zeer drukke koopavond.)
‘We staan op de verkeerde plek’, riep Oudkerk met gevoel voor theater. ‘We hadden op De Dam moeten staan, daar bezweren we het kwaad.’ Er zat een zekere verlekkerdheid in zijn optreden, alsof hij een nieuwe rol had gevonden, namelijk die van de bedreigde, slecht behandelde joodse Amsterdammer. ‘Nooit weer, werd ooit weer’, vervolgde hij op gedragen toon. ‘Het gaat met kleine stapjes… hou je maar gedeisd… duik maar even onder… ga maar niet naar de Dam.’ Waarom zo venijnig en tegelijk ook melodramatisch?
Ik vind het buitengewoon vervelend dat de indruk kan worden gewekt dat er ook namens mij wordt gesproken wanneer voorzitter Chanan Hertzberger op de site van het CJO laat weten dat er ‘op universiteiten, stations en op straat wordt opgeroepen tot een wereldwijde intifada en we weten allemaal wat dat betekent: het uitmoorden van alle joden waar ook ter wereld dus ook in Nederland’.
Het CJO zegt op te komen voor de belangen van alle joden, maar van dit alarmisme word ik zeer ongemakkelijk, sterker nog, ik distantieer me ervan. Het is niet alleen overdreven, maar ook zo contraproductief.
Het CIDI, dat zich fel uitsprak tegen het arrestatiebevel van de Israëlische premier Netanyahu door het Internationaal Strafhof, was ook aanwezig bij de demonstratie. Directeur Naomi Mestrum riep bij de Stopera dat er ‘moed’ voor nodig is om joden in Nederland een veilige toekomst te geven.
Vanwaar deze bangmakerij? Wat wilde het CIDI hiermee bereiken? Ik ben als gezegd de eerste die het probleem van een eeuwenoud antisemitisme onderkent, maar waarom zo diep wegzakken in de slachtofferrol? Liever niet namens mij.
Oud CIDI-directeur, tevens oud-voorzitter van het CJO, Ronny Naftaniël, schreef op 29 november in Het Parool dat veel joden na de Maccabi-rellen geen zin meer hebben in een dialoog. Hij wil niet in gesprek met mensen die Israël als een apartheidsstaat beschouwen.
Zijn stuk was een antwoord op een betoog van de vijfentwintigjarige Boaz Cahn, een van de initiatiefnemers van Deel de Duif, waarbij jonge joden en moslims onder andere scholen bezoeken en met leerlingen in gesprek gaan. Cahn schreef dat hij sinds de Maccabi-rellen gemotiveerder dan ooit is om juist wél met andersdenkenden te gaan praten. That’s the spirit.
Het lijkt of ‘de joodse gemeenschap’ zich uit frustratie, verdriet en angst steeds meer naar binnen keert, boos is op de buitenwereld en bij alles risjes (antisemitisme) vermoedt. Dat is heel droevig, maar het brengt ons nergens.
Een bemoedigend voorbeeld van een wijze, empathische rabbijn stond onlangs in Het Parool. Rabbijn Hans Groenewoudt beschreef de parallel tussen antisemitisme en de discriminatie die moslims ervaren, helemaal onder dit kabinet. Zowel de joodse als de moslimgemeenschap gaan op dit moment door eenzelfde moeilijke tijd, zei hij. Mechanismen van haat en uitsluiting moeten altijd bestreden worden, ging hij verder. Bij de joodse gemeenschap was volgens hem op dit moment alleen nog geen ruimte om daar wat mee te doen. ‘Maar het zou wel moeten.’
Als joodse Amsterdamse zou ik de vertegenwoordigers van de ‘joodse gemeenschap’ willen vragen te luisteren naar de woorden van rabbijn Groenewoudt en wat minder defensief en naar binnen gekeerd te zijn. Verman jezelf. Koester de openheid van iemand als Boaz Cahn, ondersteun zijn en andere initiatieven.
Heb er begrip voor dat veel joden zich niet langer (of in ieder geval minder) met Israël verbonden voelen sinds de destructieve oorlog in Gaza. Verplaats je in moslims die door dit kabinet vooral als ‘probleem’ worden gezien. Probeer, hoe moeilijk ook, om kritiek op Israël niet als vanzelfsprekend als antisemitisme te beschouwen.
Margalith Kleijwegt schreef Verdriet en boterkoek: hoe de oorlog is verdwenen, over haar familiegeschiedenis. In 2005 publiceerde ze Onzichtbare ouders over leerlingen en hun ouders van een vmbo-klas in Amsterdam-West. In 2016 verscheen het vervolg: Familie is alles.
Reacties
Een reactie posten