De enige reden om als politicus te pleiten voor inperking van het demonstratierecht, is omdat het lijkt alsof je iets wezenlijks doet

 Column



De enige reden om als politicus te pleiten voor inperking van het demonstratierecht, is omdat het lijkt alsof je iets wezenlijks doet

    
Sheila Sitalsing
A
ls je de betekenis van symboolpolitiek googelt, zegt internet dat het politiek is ‘die uitsluitend een symboolfunctie heeft’, wat mij een cirkeldefinitie lijkt, dus heb ik Google voorgesteld om er verhelderende illustraties bij te doen.
Plaatje van Caroline van der Plas bijvoorbeeld, druk met dingen vinden – over fatbikes, over het waardenniveau van ‘de islamitische gemeenschap’, over een boerensoapserie op televisie – en ondertussen verzuimen concreet beleid tot stand te brengen dat daadwerkelijk iets kan betekenen voor ‘de mensen in het land’ die ze voortdurend in hemeltergend sentimenteel proza aanspreekt.
Foto van Geert Wilders ernaast: een indrukwekkende hoeveelheid opvattingen over ‘slappe hap’ en dingen die een bestuurder ‘gewoon even’ moet doen, en ondertussen zelf een partij besturen die over weinig tot nul bestuurlijk vermogen blijkt te beschikken om al die zaken ‘gewoon even’ te regelen.
Wat er beslist naast moet is een beeld van Ingrid Michon-Derkzen, Kamerlid voor de VVD, omringd door een brede coalitie van ja-knikkende Kamerleden, van ChristenUnie tot JA21, die ervoor pleit om een fundamenteel burgerrecht te ‘begrenzen’: het recht onwelgevallige opvattingen te uiten, de vrijheid om de demonstreren.
Niet omdat dit niet al ‘begrensd’ zou zijn – want dat is het, burgmeesters kunnen demonstraties verbieden, verplaatsen of beëindigen, en doen dat ook.
Niet omdat er geen mogelijkheden zouden zijn om in te grijpen als een demonstratie uit de hand loopt – want die zijn er, de autoriteiten zetten geregeld handboeien, knuppels en waterkanonnen in.
Niet omdat demonstranten die iets vernielen niet zouden kunnen worden vervolgd – want dat worden ze, onder huidige wetten en regels.
Niet omdat burgemeesters om verdere ‘begrenzing’ van dit burgerrecht zouden vragen – help ons liever echt, zeggen zij, door het lokaal bestuur niet te ondermijnen met loze kritiek en door de politie te ondersteunen met mankracht.
De enige reden om vanuit het parlement te pleiten voor een inperking van het demonstratierecht, door het te omlijsten met overbodige extra verboden, is omdat het lijkt alsof je iets wezenlijks doet. Omdat het lijkt alsof je daarmee tegemoetkomt aan ‘de zorgen van de mensen’ zich weleens ergeren aan een groepje ouderen dat zich heeft vastgelijmd aan de A12, of aan een boer die met een doodkist voor een politicus loopt te sjouwen, een activist met keffiyeh omzwachteld hoofd die iets over Joden roept, een christenfundamentalist die vrouwen lastigvalt buiten een abortuskliniek.
Het kwalijke is dat de suggestie wordt gewekt dat demonstreren nooit afkeer mag oproepen. Dat het grondrecht ophoudt wanneer iemand er last van heeft. Terwijl wrijving veroorzaken de essentie van demonstreren is. Als iedereen het erover eens was dat het doodnormaal is om ‘From the river to the sea’ te scanderen, of ‘Regering = pedofielen’ op een bordje te kalken, heeft het weinig zin dit middel in te zetten om een betwist punt kracht bij te zetten.
Het is een teken des tijds dat bij demonstraties die naar de smaak van de Tweede Kamer ‘uit de hand zijn gelopen’ de eerste reflex is om naar het zwaarste middel te grijpen: inperking van het demonstratierecht. De losse omgang met grondrechten en het gebrek aan rechtstatelijk besef in het politiek-bestuurlijke bestel – ambtenarij, parlement, regering – is al langer een punt van zorg. Henk Kummeling, eminent jurist die een staatscommissie over de rechtsstaat heeft voorgezeten, zei het bij de presentatie van zijn rapport De gebroken beloften van de rechtsstaat zo: er is geen rechtsstatelijke cultuur onder politici en ambtenaren.
Dat leidt tot grote ongelukken, waarvan het toeslagenschandaal het bekendste is. Ook het recente incident rond het oorlogsarchief met de strafdossiers van collaborateurs, dat op het laatst wegens privacybezwaren niet openbaar online mocht van de Autoriteit Persoonsgegevens, kon gebeuren, zo analyseerde AP-voorman Aleid Wolfsen, doordat de betrokkenen dachten: Ach, ik weeg zelf een beetje wat wel en niet kan. Maar dat kan niet, privacy is een grondrecht.
Het pokeren met grondrechten is gevaarlijk. Het is een geluk bij een ongeluk dat dit kabinet niks kan.

Over de auteur  Sheila Sitalsing  is podcastpresentator en columnist voor e Volkskrant

. Columnisten hebben de vrijheid hun mening te geven en hoeven zich niet te houden aan de journalistieke regels voor objectiviteit
https://archive.ph/GjukL#selection-1569.0-1575.130

Reacties

Populaire posts van deze blog

Look closely and you'll see Jared Kushner's cynical ‘deal of the century’ for Palestinians in action

Liquidatie advocaat van kroongetuige Nabil B. werd ‘nooit voor mogelijk gehouden’

UK scientist wins prize for invention that could help avert ‘phosphogeddon’